Waarschijnlijk is de tafel speciaal gemaakt voor Wtewael. De Utrechtse kunstenaar had veel belangstelling voor toegepaste kunst. Hij was opgeleid als glasschilder, ontwierp gebrandschilderde glazen en maakte bijvoorbeeld ook het ontwerp voor een nieuw type zoutvat. Misschien heeft Wtewael wel een inbreng gehad in het ontwerp voor de tafel.
De tafel is vermoedelijk de "… groote lange uyttreckende tafel …" die in 1669 wordt vermeld in de inventaris van het huis van Jacob en Aletta Martens aan het Janskerkhof in Utrecht. Aletta Martens, geboren Pater, was de kleindochter van Joachim Wtewael. Via haar kwam de tafel in het bezit van de familie Martens en is hij uiteindelijk door de familie Martens van Sevenhoven aan het museum geschonken. De eikenhouten kast versierd met ebben-, noten- en perenhout komt uit dezelfde inboedel. De kast en de tafel hebben allebei een fries van gesneden schubben met opgelijmde druppels van ebbenhout. Toch zijn ze niet als ensemble gemaakt. De kast heeft geen inlegwerk van ebbenhout, maar wel panelen belijmd met ebbenhout en is ook rijk versierd met houtsnijwerk.
Na een lange reis door Italië en Frankrijk vestigde Wtewael zich in 1592 in Utrecht. Kennelijk heeft hij zijn huis aan de Oude Gracht (nu nr. 58)dat hij in 1596 kocht, fraai ingericht met het vele geld dat hij in de vlashandel verdiende. Het is uitzonderlijk dat van vroeg zeventiende-eeuwse meubelen uit een burgerlijk milieu zo veel bekend is over de eigenaar, de datering en de plaats van vervaardiging. De relatief ongeschonden staat, de fraaie vorm en de kostbare materialen maken deze topstukken nog eens extra aantrekkelijk.