Op 15 november organiseerde het Centraal Museum een expertmeeting over tentoonstellingsvormgeving. Het symposium had als doel om vormgevers en curatoren, coördinatoren en tentoonstellingsmakers met elkaar in gesprek te laten gaan. Aan een uiteenlopende groep vormgevers werd gevraagd: hoe zien jullie de verhouding tussen opdrachtgever en ontwerper en wat is goed opdrachtgeverschap?

Er hing een gemoedelijke sfeer in de tuinzaal van het museum, en vanaf het begin van de dag was er ruimte voor discussie tijdens deze samenkomst. Uitwisseling van ideeën en nieuwe ontmoetingen stonden voorop.

Bij de organisatie van het symposium stonden Debra Knoop en ik (beiden conservator in opleiding in het museum) voor een uitdagende taak, namelijk een selectie voordragen van zestien vormgevers die zouden komen spreken, en deze verdelen over drie à vier programmaonderdelen. Op basis waarvan zullen we ze groeperen? Op thema? Op discipline? Op senioriteit? Op aanpak? Het leek ons belangrijk om dit alles mee te nemen in het programma. Daarom begonnen we met het formuleren van categorieën:

‘Dit duo werkt vanuit grafische vormgeving…, zij vanuit architectuur.. hij is een van de “opkomende” vormgevers, en dit meer de gevestigde orde… dit bureau ontwerpt meer gericht op de ervaring van de bezoeker, en dit bureau juist vanuit de inhoud en de input van de conservator…. Oké, en dit zijn autonome kunstenaar- vormgevers… maar hier hebben we ook landschapsarchitecten en ik geloof theatermakers…’

De lijst van mogelijke focuspunten bleef maar groeien, maar écht coherent werd het programma daar niet van. Misschien was het juist de grote reikwijdte aan expertise die de 15e november zo productief maakte? Geen van de vormgevers laat zich gemakkelijk definiëren door een eenduidige carrière, vaste opdrachtgevers of vaste thema’s. In plaats daarvan is het vakgebied van Nederlandse tentoonstellingsvormgevers zo uiteenlopend dat het hoog tijd werd ze eens met elkaar in één ruimte te brengen.

Van inhoud naar vorm(taal)

Enkele hoofdthema’s waren van tevoren vastgesteld, zoals de relatie tussen vorm en inhoud in het werk van de tentoonstellingsvormgever. Jody van Dongen van DeVrijerVanDongen, sprak hierover in relatie tot de actuele tentoonstelling Dromen in beton. In de totstandkoming van deze tentoonstelling was het voor DeVrijerVanDongen belangrijk in een zeer vroeg stadium betrokken te zijn. Alleen zo konden zij meedenken met de inhoud van de tentoonstelling en het verhaal dat het museum wil vertellen. Zij noemen hun aanpak redactioneel, waarbij zij een vertaalslag maken naar een vormtaal die het publiek weet te beroeren: van inhoud naar vorm(taal).
Bij Dromen in beton stonden zij voor de uitdaging de verhalen van Kanaleneiland en Hoog Catharijne te vertellen, maar ook om een brug te slaan tussen de verschillende disciplines in de tentoonstelling, namelijk stadsgeschiedenis, vormgeving en hedendaagse kunst.

Tentoonstelling Dromen in beton (2019), vormgegeven door DeVrijerVanDongen.
Tentoonstelling Dromen in beton (2019), vormgegeven door DeVrijerVanDongen.

Afaina de Jong, krijgt met haar architectenbureau AFARAI steeds vaker opdrachten vanuit musea, waaronder de komende Centraal Museum tentoonstelling De tranen van Eros: Moesman, Surrealisme en de Seksen. Hier zal haar feministische aanpak controversiële kunst uit het verleden bespreekbaar maken in het heden. Ze past strategieën toe als verhullen en onthullen. Hiermee maakt zij principes van zichtbaarheid en onzichtbaarheid, inclusie en exclusie, ruimtelijk voelbaar in de tentoonstellingszalen. Vanuit haar feministische achtergrond weet zij de boodschap van de tentoonstelling te vertalen naar de ruimte, en een tentoonstelling te maken waarin meerdere stemmen gehoord worden.

Schetsontwerp van Afaina de Jong voor de tentoonstelling De Tranen van Eros (2020).
Schetsontwerp van Afaina de Jong voor de tentoonstelling De Tranen van Eros (2020).

Verschillende generaties: tegenstelling en bewondering

Na deze hoofdsprekers splitste de volle zaal in drie kleinere groepen aan wie vier vormgevers hun praktijk presenteerden. Zo gaf Lorien Beijaert een presentatie namens haar bureau Studio L A, dat sociaal-maatschappelijke vraagstukken als uitgangspunt neemt voor projecten die tot ver buiten het museale veld reiken. Er bleken veel overeenkomsten te zijn tussen Afaina de Jong en Beijaert: beiden zijn opgeleid als architect, en kregen tijdens hun opleiding vooral opdrachten voor het ontwerpen van gebouwen voor multinationals en musea, op grote schaal. Zij kozen hierin een eigen weg, namelijk een waarin architectuur meer draait om hoe het individu zich voelt in de ruimte. Ze onderzoeken daarbij hoe architectuur kan bijdragen aan de representatie van groepen waar vaak geen rekening mee is gehouden in de vormgeving van de publieke ruimte. In het museum, met zijn soms steriele tentoonstellingszalen, blijkt deze aanpak zeer goed te werken.

In dezelfde korte presentatieronde sprak Bart Guldemond zijn lof uit over hun zienswijze. Guldemond werkt zelf vanuit een meer subtiel minimalisme. Zo liet hij in één van zijn opdrachten voor het Stedelijk Museum Amsterdam een sokkel dusdanig integreren in een ruimte dat deze eigenlijk onzichtbaar werd. In deze tentoonstelling over social design, verdween de ruimtelijke vormgeving van Guldemond naar de achtergrond. Hier bracht hij de opdracht een white cube te creëren tot het uiterste, en schepte een haast afwezig decor. De bewondering was overigens geheel wederzijds.

Dream out Loud (2016) in Stedelijk Museum Amsterdam, vormgegeven door Bart Guldemond. Foto: Bart Guldemond.
Dream out Loud (2016) in Stedelijk Museum Amsterdam, vormgegeven door Bart Guldemond. Foto: Bart Guldemond.

Joris Suk en Tessa de Boer van MAISON the FAUX presenteerden hun praktijk die bijna lijnrecht tegenover de white cube staat. Zij vertrekken vanuit hun achtergrond in de mode om uit te komen op een aanpak die ruimte geeft aan álle mogelijke vormen van creativiteit en assertiviteit. Door het tentoonstellen van mode verliest het object vaak iets essentieels, namelijk de beweging wanneer het gedragen wordt. MAISON the FAUX compenseert dit in de vormgeving: zij animeren hun tentoonstellingen met allerlei theatrale middelen, zoals het uitrollen van een rode loper die vervolgens nergens heen leidt.

Tentoonstelling Uit de Mode (2017), vormgegeven door MAISON the FAUX.
Tentoonstelling Uit de Mode (2017), vormgegeven door MAISON the FAUX.

Het spel met de verwachtingen van het publiek dat een modetentoonstelling bezoekt, is ook een interessegebied van stylist en maximalist Maarten Spruyt, die zijn praktijk presenteerde als ‘Eenheid in veelheid’. In 1991 werd Spruyt door Sjarel Ex, toenmalig directeur van het Centraal Museum, gevraagd een presentatie van de kostuumcollectie naar eigen inzicht vorm te geven. In de jaren hierna is hij uitgegroeid tot een van de bekendste tentoonstellingsontwerpers van Nederland, zoals ook blijkt uit de documentaire over zijn werk.

Tentoonstelling Jan Taminiau - Reflections (2018), vormgegeven door Maarten Spruyt.
Tentoonstelling Jan Taminiau - Reflections (2018), vormgegeven door Maarten Spruyt.

Specialist of allround ontwerper?

Maar niet iedere vormgever profileert zich graag met één discipline. Toon Koehorst van bureau Koehorst in ’t Veld stelt dat hoewel iedere vormgever zijn eigen specialisatie en aanleg heeft, het juist goed is om ook buiten deze voorkeuren opdrachten aan te nemen. Door niet telkens in eenzelfde soort format te werken, kan een vormgever beter buiten de gebaande paden treden en onverwacht en vernieuwend werk leveren. Zelf werkt Koehorst in ’t Veld met verschillende narratieve lagen, die een tentoonstelling verschillende publieksgroepen laat aanspreken. Het zijn juist ontwerpers zoals Koehorst in ’t Veld die het lastig maken vormgevers in bepaalde categorieën op te delen.

…en de opdrachtgever?

Het perspectief van het museum als opdrachtgever kwam ook ruimschoots aan bod. Niet alleen tijdens de presentaties maar juist ook tijdens de koffie, lunch en borrel, waar ruimte was om met elkaar in gesprek te gaan over de praktijk en erachter te komen hoe verschillend de processen per opdrachtgevende instelling verlopen. Het zijn deze steeds verschillende werkmilieus die maken dat een vormgever ook een kameleon moet zijn, die zich telkens opnieuw uitvindt. Zo is er geen eenduidige de rol van de vormgever binnen museale instanties, waardoor de vormgever zich telkens blijft ontwikkelen.

Om deze ontwikkelingen te blijven volgen en bespreken stelde Bart Rutten in zijn dankwoord dan ook enthousiast voor de expertmeeting over twee jaar nog eens te herhalen, om opnieuw de balans op te maken van de positie van de vormgever binnen het proces van het maken van een tentoonstelling.

Bart Rutten in gesprek met Jeroen Luttikhuis, Barend Verheijen, Afaina de Jong, Jody van Dongen, Joana Ozorio de Almeida Meroz.
Bart Rutten in gesprek met Jeroen Luttikhuis, Barend Verheijen, Afaina de Jong, Jody van Dongen, Joana Ozorio de Almeida Meroz.

Met veel dank aan de sprekers: Maarten Spruyt; Afaina de Jong (AFARAI); Irma Boom (Studio Irma Boom); Marianne de Vrijer en Jody van Dongen (DeVrijerVanDongen); Herman Kossmann (Kossmann.deJong); Jeroen Luttikhuis (OPERA Amsterdam); Barend Verheijen (Studio Louter); Wybe Klaverdijk (XPEX); Tristan Roques (Kesselskramer); Joris Suk en Tessa de Boer (MAISON the FAUX); Jannetje in ’t Veld en Toon Koehorst (Koehorst in ’t Veld); Bart Guldemond; Lorien Beijaert (Studio L A); Jelena Stefanović (Studio OTW); Maarten Meevis (Kinkorn); Tom Postma (Tom Postma Design); Corinne Groot en Rob van de Ven (Zapp Productions); Joana Ozorio de Almeida Meroz.

Zie ook de feature in Metropolis M.