In mei 1972 werd bij het graven van een diepe funderingsput voor de nieuwbouw van de Willem Arntsz Stichting aan de Lange Nieuwstraat in Utrecht een omvankrijke muntvondst gedaan. De munten kwamen tevoorschijn uit een klomp klei; na reiniging bleek de schat te bestaan uit 7 gouden en 295 zilveren munten. Het geld is naar alle waarschijnlijkheid verloren gegaan tijdens het beleg van de stad Utrecht in 1483.

Ruim een derde van de munten is geslagen in het Utrechtse Nedersticht tijdens de regering van bisschop David van Bourgondië (1456-1496). Ook ongeveer een derde is afkomstig uit de Bourgondische Nederlanden, waartoe toen wel Holland, maar niet Utrecht en Gelre behoorden; de munten zijn merendeels uit de tijd van Karel de Stoute (1467-1477) en diens dochter Maria van Bourgoundië, 'de rijke' (1477-1482). Verder gaat het voornamelijk om munten uit de oostelijke gewesten, van Luik tot Friesland.

In 1975 werd rond deze schatvondst een tentoonstelling in het Centraal Museum gehouden.