Hoe komt het toch dat mensen spullen verzamelen? Volgens sommigen zit het verzamelen nog steeds in ons DNA omdat we ooit eten, kleding en spullen moesten sprokkelen om te overleven. En tegenwoordig wordt verzamelen ook wel gezien als een manier om na onze dood niet vergeten te worden. Het is daarom geen wonder dat – ondanks de bekendheid van Marie Kondo, die vele mensen er toe aanzet om op te ruimen en spullen weg te doen – er nog steeds vele enthousiaste verzamelaars zijn.

Populaire voorwerpen die vandaag de dag worden verzameld zijn Pokémonkaarten, boeken, bierglazen en – nog altijd – postzegels. Daarnaast kun je ook ervaringen verzamelen zoals patat eten in alle Utrechtse snackbars of alle hoofdsteden van Europa bezoeken.
Voor sommige mensen gaat het om het levend houden van herinneringen - dat ene suikerzakje uit dat leuke koffietentje in Amsterdam herinnert je aan een geweldig leuk dagje uit. Voor jager-verzamelaars is de zoektocht naar een zeldzaam object de voornaamste reden om te verzamelen. Zij zijn bereid om daar heel veel moeite voor te doen. De makers van Pokémonkaarten spelen daar heel handig op in door van sommige kaarten maar enkele exemplaren uit te geven. Het kan gaan om je collectie volledig te maken, maar vaker gaat het om de spanning van het jagen: zodra je het voorwerp in je bezit hebt, vervaagt het plezier van de achtervolging. Daarnaast kan verzamelen je ook een vorm van identiteit verschaffen: het gaat niet alleen om de voorwerpen, maar ook over hoe de omgeving op je verzameling reageert.

Vincent van Gogh, Sous-Bois
Vincent van Gogh, Sous-Bois, 1887. inv.nr. 22123

Voor broer en zus Josephina en Lambertus van Baaren moet het verzamelen van kunst een mengeling van bovenstaande redenen zijn geweest. Hun verzameling is een van de collecties die het gezicht van het Centraal Museum bepaalt. In 1980 kreeg het museum, via de door hen in het leven geroepen Van Baaren Stichting, een groot aantal schilderijen, tekeningen en kunstnijverheid in langdurig bruikleen.

Félix Tobeen, Bouquet à l'eventail, ca. 1920.
Félix Tobeen, Bouquet à l'eventail, ca. 1920. inv.nr. 22083

In het archief van de Van Baarens bevinden zich tientallen rekeningen voor schilderijen en voorwerpen die ze aankochten. Op basis daarvan weten we dat Josephina van Baaren in 1926 bij Huinck, toen gevestigd op het Lucasbolwerk, haar eerste schilderij, Sneeuwdag door Henri van Daalhoff, kocht. Tot in de jaren 1950 staan bijna alle rekeningen op haar naam. Het zou dus goed kunnen dat het initiatief om beeldende kunst te gaan verzamelen vanuit Josephina van Baaren kwam. Vanaf het moment dat ze begonnen met het verzamelen, combineerden ze Franse en Nederlandse negentiende-eeuwse kunst met contemporaine kunst. Populaire kunstenaars waren onder meer François Bonvin, Vincent van Gogh, Félix Tobeen en Charley Toorop.

Een non met zwart habijt en witte kap, de blik op haar gevouwen handen gericht.
Francois Bonvin, La religieuse, ca. 1870. inv.nr. 22020

Ze waren zeker niet de enigen in Nederland die werk van deze kunstenaars verzamelden: integendeel zelfs. Dankzij de kunstkenner Hendricus Petrus Bremmer, die door heel Nederland lezingen en cursussen gaf over ‘praktische esthetica’ en bovendien de tijdschriften Moderne Kunstwerken en Beeldende Kunst uitgaf, werden er talrijke vergelijkbare grote en kleine collecties opgezet. Voor Bremmer gold dat de artistieke emotie die een kunstenaar in het werk had uitgedrukt belangrijker was dan het afgebeelde onderwerp. Bremmer had een sterke voorkeur voor bepaalde kunstenaars en zijn grote invloed op de Nederlandse kunstwereld van die tijd zorgde voor een zekere eenvormigheid in de samenstelling van Nederlandse collecties.

Charley Toorop, Bloeiende appelboom, 1945. inv.nr. 27180
Charley Toorop, Bloeiende appelboom, 1945. inv.nr. 27180

De Van Baarens waren geboren en getogen Utrechters die het grootste deel van hun leven op de Oudegracht woonden. Hun vader was een timmerman-aannemer en beëdigd taxateur van onroerende goederen. Lambertus volgde zijn vader op en het bedrijf bezat tientallen panden in het centrum van de stad Utrecht. Josephina behaalde twee LO-aktes namelijk Nuttige Handwerken en Fraaie Handwerken – tegenwoordig bekend als PABO en dan specifiek Beeldende vorming –, maar heeft, voor zover bekend, nooit lesgegeven. Beiden waren actief binnen de Rooms-Katholieke kerk. Ze behoorden dus tot de hogere Utrechtse middenklasse en waren opgevoed met muziek en kunst. Josephina speelde piano, terwijl haar broer zich bekwaamde in het cellospel. Beiden waren groot fan van het Utrechts Symfonie Orkest en ze gingen regelmatig naar concerten. Daarnaast werden ze in 1919 lid van de Utrechtse kunstvereniging Voor de Kunst en gingen ze regelmatig naar lezingen en tentoonstellingen van moderne kunst. Zo leerden ze de kunst van hun eigen tijd kennen. Bovendien ontmoetten ze via de vereniging verschillende kunstenaars, verzamelaars, kunstkenners en kunsthandelaren. Rond 1926 ontmoetten ze Willem Christiaan Anthonius Huinck en later Willem Scherjon, die in 1930 samen gingen werken in de naar hen genoemde kunsthandel. Huinck haalden Josephina en Lambertus van Baaren over om ook kunst te gaan kopen.

Schilderij van twee kaartspelende vrouwen
Jean Metzinger, La Partie de cartes, 1924. inv.nr. 22139

Dat betekent echter niet dat de Van Baarens niet kritisch waren op wat ze aankochten. Ze verruilden verschillende keren eerder aangekochte werken voor anderen. Zo verwisselde Josephina van Baaren het eerste werk dat ze aankocht, Van Daalhoffs Sneeuwdag, zo’n tien jaar later voor het modernere Jean Metzingers La partie des cartes. Toch moet de invloed van Bremmers opvattingen enorm zijn geweest en ontkom je niet aan de onwillekeurige vergelijking met een Pokémon-verzamelaar, waarbij de Van Baarens op jacht waren om de lijst met door Bremmer goedgekeurde kunstenaars volledig in bezit te krijgen. Ze gingen echter niet heel systematisch te werk en het lijkt erop dat ze zich ook lieten leiden door wat hen aansprak. Het gevolg was dat ze regelmatig thuiskwamen met kunstwerken waarvan ze al iets vergelijkbaars aan de muur hadden, het zij qua onderwerp, dan wel qua kunstenaar. Het resultaat was dat de collectie voor een belangrijk deel uit stillevens en landschappen bestond. Van kunstenaars als Isaac Israels, Lydia Radda, Tjitske Hettinga Tromp bezaten ze tientallen kunstwerken. Daarnaast hadden ze een grote voorkeur voor realistisch werk. Een van de weinige abstracte aankopen Zonnebloemen door Bart van der Leck, werd in de jaren 1940 ingeruild tegen traditioneler werk van onder meer Anton Mauve en Floris Verster. 

Stilleven van een schaal peren. Ernaast bloemen.
Lydia Radda, Poires et fleurs, 1931. inv.nr. 22092

Het zou ook kunnen dat de Van Baarens zich wilden meten met andere verzamelaars van moderne kunst. Josephina en Lambertus van Baaren waren vermogende burgers, maar hun maatschappelijke status was zeker niet die van verschillende Utrechtse patriciërsfamilies die lid waren van de kunstenaarsvereniging Kunstliefde en bovendien vaak leerlingen van Bremmer. In 1938 fuseerde deze vereniging met Voor de Kunst waar de Van Baarens lid van waren, waardoor zij leden van deze families tegenkwamen op verenigingsavonden. Zo leerden ze hoe andere verzamelaars te werk gingen.

Floris Verster, Gemberpot met tulpen, 1913. inv.nr. 21783
Floris Verster, Gemberpot met tulpen, 1913. inv.nr. 21783

Uiteindelijk was het een andere leerling van Bremmer, de verzamelaar Hélène Kröller-Müller en haar beslissing om haar collectie over te dragen aan de Nederlandse staat in 1935, die de Van Baarens inspireerde om hun collectie en huis in 1955 onder te brengen in een stichting en na te laten als museum. In de stichtingsakte noemden ze het Kröller-Müller museum uitdrukkelijk: ‘de inrichting moet enigszins een afspiegeling zijn van het Kröller-Müller Museum op de Hoge Veluwe wat betreft prettige en vriendelijke aankleding der vertrekken met geregeld verse bloemen in mooie vazen waardoor de bekende muffe museumsfeer voorkomen wordt’. Vanaf dat moment begonnen de Van Baarens regelmatig grote aankopen te doen, op sommige dagen met wel twintig werken tegelijk. Het gevolg was dat de collectie in vijf jaar tijd verzesvoudigde.

Na hun overlijden werd het woonhuis verbouwd tot museum en vanaf 1966 geopend voor het publiek. Door een museum op te richten zorgden de Van Baarens er voor dat ze niet vergeten werden, wellicht een beetje in lijn met Beyoncé, die zong: ‘I want to leave my footprints on the sands of time / Know there was something that, something that I left behind / When I leave this world’.

Een wand met schilderijen in de zaal Smaken Verschillen, waar de collectie Van Baaren wordt getoond.
De zaal Smaken Verschillen, waar de collectie Van Baaren wordt getoond. Foto: Gert Jan van Rooij.

Verder lezen

• Ernest Becker, René F.W. Diekstra (vertaler), de ontkenning van de dood. de ingeboren vrees voor de dood als drijfveer van het menselijk handelen, Amsterdam 1976.
• Krzystof Pomian, Collectors and Curiosities. Paris and Venice, 1500-1800, Oxford 1990.
• Renée Steenbergen, Iets wat zo veel kost, is alles waard. Verzamelaars van moderne kunst in Nederland, Amsterdam 2002.
• Aukje Vergeest e.a., De collectie Van Baaren. De verzamelingen van het Centraal Museum Utrecht, Utrecht 1995.
• Beyoncé, ‘I Was Here’, 4 (Album), 2011.