Even terug in de tijd: op 23 december 1879 huwt Johanna Frederika Maria de Greve (1852-1903) met notaris en gemeenteraadslid Henry François Wouter Dubois (1844-1932) in Wijk bij Duurstede in een zwarte japon. Het ensemble, compleet met handschoentjes en een bloemenkroon, werd in 1972 aan het Centraal Museum geschonken door de grootmoeder van huidig conservator toegepaste kunst Natalie Dubois. Dankzij haar informatie kon het verhaal achter de zwarte japon gedocumenteerd worden, weten we wie de japon heeft gedragen en wat het verhaal achter de zwarte kleur is.

Het zwarte trouwensemble van voren, van opzij en van achteren gezien
Tweedelig trouwensemble bestaande uit jasje en rok, 1879, inv. nr. 17874/001-002.

Het gaat hier over een zijden deux-pièce bestaande uit een rok en een jasje dat mooi over de rok gedrapeerd wordt, daarom ook wel een japon genoemd. Deze zwarte japon is gedateerd omstreeks 1879 een overgangsperiode in de mode. Het hooggesloten jasje en de lange, nauw aansluitende mouwen passen binnen de stijl van de periode 1870-1878, net als de ruches en het smokwerk die de rok in lagen versieren. De lengte van het aansluitende jasje is dan weer vernieuwend, zo ook de tweede tournure – een constructie die zorgt voor volume aan de achterkant van de rok, maar strakker is dan het gedrapeerde volume van de eerste tournure – die aan het einde van de jaren 1870, begin jaren 1880 het levenslicht ziet. Ook de lengte van de rok is nieuw: zowel de voorkant van de rok als de sleep achteraan raken de grond nét niet. Deze nieuwe mode is zo een eerste stap richting meer bewegingsvrijheid voor vrouwen.

19de-eeuwse foto van een gezin: vader, moeder en vier kinderen voor een huis.
Familieportret van Johanna Frederika Maria de Greve en Henry François Wouter Dubois met hun vijf kinderen. Foto via Natalie Dubois.

Het jasje van de zwarte japon en de bovenste, gedrapeerde laag van de rok zijn afgewerkt met zwarte kant en een passement met kraaltjes. De witte kantranden aan de nek en mouwuiteinden van het jasje zorgen voor contrast met het zwart, samen met de witte handschoentjes met fijne, zwarte knoopjes en de trouwhaarkrans met twee zwarte lintjes die als sluiting dienstdoen.

Twee witte trouwhandschoenen met  zwart knoopje
Paar trouwhandschoenen, 1879, inv. nr. 17877/001-002

Witte trouwhaarkrans met zwarte lintje
Trouwhaarkrans, 1879, Collectie Centraal Museum, inv. nr. 17875

Het oudste Utrechtse label

De japon is niet alleen uitzonderlijk omdat we zoveel weten over de herkomst, maar ook vanwege het label. Het belang van een label heeft niet alleen te maken met de historische informatie die het geeft, het zegt ook iets over een grotere tendens binnen de modegeschiedenis. De opkomst van het label is vergelijkbaar met de opkomst van de signatuur in de schilderkunst: vóór 1870 wordt kleding veelal gemaakt door anonieme kleermakers. Door een steeds groter wordend zelfbewustzijn gaat men zichzelf steeds meer naar waarde schatten. Wie zich voorheen beschouwde als kleermaker, ziet zichzelf steeds vaker als visionair, als kunstenaar. Het beroep van couturier wordt hieruit geboren.

Japon van voren en van achteren gezien
Mme Vve Divoire-Bawin, Japon, ca. 1877, inv. nr. 8134

Het label in de zwarte japon is het oudste, Utrechtse label en na een prachtige japon van Madame Veuve Divoire-Bawin uit 1877, ook het oudste label in de modecollectie van het Centraal Museum. Madame Veuve Divoire-Bawin was een couturière met ateliers in Oostende en Brussel, die onder meer japonnen maakte voor de hofdames van koningin Emma, zo ook de japon met het oudste label uit de collectie, gekenmerkt door de eerste tournure met sleep. De japon uit 1886 van de hand van Charles Frederick Worth, die vaak gezien wordt als ‘de eerste couturier’, vervolledigt het podium op de derde plaats.

Japon van de hand van Wort, van opzij gezien
Charles Frederick Worth, Tweedelige baljapon bestaande uit lijfje en rok, 1886, inv. nr. 24808/001-002

Op de tailleband aan de binnenkant van het jasje staat in gouden letters ‘Mme. J. (De) Terlinge(n) - Utrecht’ gedrukt. Bij het dragen worden de taillebanden vastgemaakt zodat het jasje stevig op zijn plaats blijft. Het label vertelt ons dat er omstreeks 1877 een atelier gevestigd was in Utrecht voor ‘Robes en Costumes’, onder leiding van mevrouw J. (De) Terlinge(n), over wie verder helaas weinig bekend is.

Label aan de binnenkant van de zwarte japon met moeilijk leesbare letters
Label aan binnenzijde van het jasje van het tweedelig trouwensemble, 1879, inv. nr. 17874

Trouwen en rouwen, wit en zwart

Het meest opmerkelijke aan de japon is toch de zwarte kleur. Tegenwoordig is wit dé kleur bij uitstek om te dragen richting het altaar, een fenomeen dat startte rond 1820. Toen werd gekozen voor een crèmekleurige variant, omdat deze beter combineerde met de bleke huid die destijds zo in de mode was. Vandaag is trouwen in het zwart minder gangbaar, maar dit was lang niet altijd zo. Naast de zwarte japon van Johanna de Greve, zijn nog heel wat zwarte en andere gekleurde voorbeelden te vinden op het online platform Modemuze. Maar waarom kiezen voor een zwarte japon als de witte bruidsjaponnen sinds 1820 zo aan populariteit winnen? Algemeen gesproken was een gekleurde jurk gewoonweg economischer, omdat deze ook na de bruiloft gedragen kon worden.

Deze economische reden is echter niet van toepassing op deze zwarte japon. Hier is sprake van een trouw- en rouwensemble in één. Wanneer we aan de zwarte kleur denken, associëren we tot op vandaag nog steeds dood en rouw. Dit gaat terug op een lange traditie binnen de modegeschiedenis, waarvan de trouw- (of zeggen we beter rouw-?) japon van Johanna een mooi voorbeeld is. Zij trouwde in het zwart door het recente overlijden van haar vader.

Zwarte kleding was lange tijd de manier waarop verlies van een geliefde werd gecommuniceerd, vooral voor vrouwelijke nabestaanden en in het bijzonder weduwes. Voor mannen volstond vaak het dragen van een zwarte rouwband, een zwarte horlogeketting of doffe knopen. De rouwvoorschriften voor vrouwen gingen zo ver dat ze schriftelijk werden vastgelegd, onder andere door Louis Mercier in ‘Le Deuil’, vertaald: ‘De Rouw’. De rouwvoorschriften waren afhankelijk van de periode na het overlijden van de geliefde en zeggen onder meer welke stoffen, kleuren en rouwjuwelen gedragen moesten worden. De voorschriften werden vooral in christelijke kringen strikt nageleefd, en drongen dus zelfs door tot aan het trouwaltaar.

Zwart, zwarter, zwartst

In de 19de eeuw werd zwart niet alleen gedragen bij rouw, maar werd de kleur ook gezien als zeer modieus. Zwart werd gezien als tijdloos en waardig, kenmerken die ook van toepassing zijn op rouwkledij en passen binnen de christelijke moraal. Bij het dragen van zwarte kledij werd afstand genomen van de frivoliteiten van het dagelijkse leven, maar tegelijkertijd vormde zwart de perfecte basis voor een veelheid aan sieraden. Het gebruiken van de kleur zwart creëert ook de mogelijkheid om sterk in te zetten op vorm of te spelen met een verscheidenheid aan stoftexturen. Dit inzetten op vorm en stof kwam onder meer sterk aan bod in de recente tentoonstelling over Cristobàl Balenciaga in het Kunstmuseum in Den Haag, waar zwart de hoofdrol speelde.

Vóór 1850 was zwart in onder meer Nederland en Spanje vooral populair bij de rijkere lagen van de bevolking. Dit had veel te maken met de kostbaarheid van de kleur. Het maken van zwart bestond uit een delicaat en arbeidsintensief maakproces, waarmee door de jaren heen veel werd geëxperimenteerd. Zo was er de eeuwenlange zoektocht naar het ‘zwartste zwart’, waarvan het zogenaamde Noir de Flandres een verwoede poging betrof. Om dit diepe zwart te kunnen bereiken werden onder meer agressieve ijzerverbindingen toegevoegd, wat leidde tot aangetaste vezels. De meeste zwarte kledingstukken en textiel degenereren of verkleuren langzaam, vaak richting een bruine tint. Dat de japon van mevrouw De Greve-Dubois na ruim 140 jaar nog in zo’n goede, zwarte staat verkeert is dan ook vrij uitzonderlijk.

Pas vanaf de tweede helft van de 19de eeuw – ten tijde van de Industriële Revolutie - wordt de zwarte kleur goedkoper, door de mechanisatie van het verfproces. Aan het einde van de 19de eeuw worden synthetische kleurstoffen ontwikkeld, waardoor de kleur gedemocratiseerd wordt en steeds meer zichtbaar in het dagelijkse leven. Zwart is dus niet langer enkel voor de rijken of voor rouw, maar wint sindsdien aan populariteit, wat uiteindelijk zal leiden tot een versterking van zijn tijdloos karakter. Mede dankzij de iconische ‘Little black dress’ van Chanel, de eerdergenoemde Cristobàl Balenciaga en de ‘New Look’ van Christian Dior in de 20ste eeuw. Tegenwoordig is zwart dan ook niet meer weg te denken uit onze maatschappij, maar bovenal onze kleerkast. Zwart wordt nog steeds als stijlvol en tijdloos beschouwd. De tijdloosheid van zwart past bij het toenemende bewustzijn voor duurzaamheiden en bij ‘quiet luxury’, waarin kledingstukken met een sterke snit, van goede kwaliteit en in neutrale kleuren een prominente rol spelen. Maar ook de symbolische link met dood en rouw blijft bestaan, en zal waarschijnlijk niet snel verdwijnen.

--------------------------------------------------------

Meer weten of lezen?