Wie voor het poppenhuis van Petronella de la Court (1624 – 1707) staat, ziet elf levendige, rijkversierde en goedgevulde kamers. In de statige Ontvangstzaal wordt muziek gemaakt en bezoek vermaakt. Luxe wandbespanningen en plafondschilderingen vormen het decor waartegen overdadig meubilair en miniatuurkunst prijkt. Je ziet meteen dat dit vertrek bedoeld is om hoog (poppen)bezoek te ontvangen. Het verschil met de kamers die alleen door leden van het poppengezin en hun personeel worden gebruikt, is groot. Waar men werkt zijn de kamers sober. Tussen witte muren, onder een plafond met houten balken, kookt en wast het personeel en doet een heer in kamerjas zijn boekhouding.

Opvallend genoeg waren de wanden van de Kunstkamer, waar zich de meest uitvoerige en rijke kunst- en rariteitencollectie bevindt, tot voor kort ook schraal wit.

In deze blog van assistent-conservator Iris Blokker lees je wat er allemaal nodig was om de Kunstkamer weer in oude luister te herstellen.

kunstkamer van het poppenhuis
De kunstkamer met witte wanden.

Witte wanden

Hoewel poppenhuizen in de zeventiende eeuw bedoeld waren om naar te kijken en niet om mee te spelen, is er sinds de voltooiing van De la Courts meesterwerk ruim 300 jaar geleden, toch heel wat in het huis veranderd. Uit oude beschrijvingen en boedelinventarissen blijkt bijvoorbeeld dat een aantal poppen in verschillende kamers een onderkomen hebben gehad. Het hondje dat zich nu op een groen kussen in de keuken warmt voor de open haard, hoorde eerder bij het gezelschap in de kunstkamer. 

De opvallendste verandering die het poppenhuis heeft ondergaan, vond waarschijnlijk plaats in het begin van de negentiende eeuw. Lang voordat ‘neutrale’ tentoonstellingsruimten werden bepleit in de jaren dertig van de twintigste eeuw en de white cube zijn hoogtijdagen vierde in het museum van de jaren zeventig, is de luxe wandbespanning van zijden damast in de kunstkamer witgekalkt. Het werd dus oog tijd om aan deze vreemde situatie een einde te maken en de wanden van de meest overvloedige kamer in het poppenhuis in ere te herstellen.

Kunstkamer van het poppenhuis met damast op de muren
De Kunstkamer in ere hersteld.

Van onschatbare waarde

Het poppenhuis is een van de rijkste kunstwerken in de collectie van het Centraal Museum. Het werd tussen 1670 en 1690 in opdracht van de Amsterdamse Petronella de la Court vervaardigd. Niet alleen de omvang en de veelheid en compleetheid aan miniaturen maken het poppenhuis van onschatbare waarde. Dergelijke poppenhuizen zijn ook zeer zeldzaam, niet in de laatste plaats omdat het samenstellen ervan veel tijd en een enorme hoeveelheid geld kostte.

Het complete poppenhuis
Het poppenhuis van Petronella de la Court.

De zeer gedetailleerde – maar niet minder geïdealiseerde – voorstelling van een welgesteld Amsterdams huishouden, biedt een enorme rijkdom aan kennis over het leven in de zeventiende eeuw. Het zeventiende-eeuwse huis is van alle gemakken en luxe voorzien. Van minuscule huisraad en miniatuurkunst van beroemde schilders in vergulde lijstjes tot een indrukwekkende linnenvoorraad en poppenondergoed aan toe. In totaal bevat het poppenhuis circa 1600 miniatuurvoorwerpen, verdeeld over elf kamers. De overvloedige kunstkamer neemt in dit geheel een belangrijke plaats in.

Foto van de hemel en aarde globes uit het poppenhuis
Aardglobe en hemelglobe uit het poppenhuis.

Zeventiende-eeuwse verzamelingen

Petronella de la Court bezat samen met haar man, de bierbrouwer Adam Oortmans, een uitgebreide kunst- en rariteitenverzameling. Het echtpaar behoorde tot de gegoede burgerij van Amsterdam, waar zij een grachtenpand aan de Singel bewoonden. Na de dood van haar man in 1684, zette de inmiddels zestigjarige De la Court het bedrijf en de verzameling alleen voort. De kunstenaarsbiograaf Johan van Gool omschreef haar als ‘een Kunstminaresse, die haeren tyt een heerlyk Kabinet bezat, daer ik dikwerf met roem van hebbe horen spreken’.

Haar collectie bestond uit werk van vooraanstaande meesters, van schilderijen en prenten tot waardevolle atlassen, kostbaar porselein en beeldsnijwerk. Het poppenhuis was een van de absolute topstukken in de verzameling van De la Court.

In de Nederlanden werd aan het eind van de zeventiende eeuw veel verzameld, voornamelijk door rijke burgers. Verreweg de meeste particuliere kunstcollecties werden na het overlijden van de eigenaar opgedeeld. Soms werden enkele stukken geërfd door naasten. Het grootste deel kwam echter op de veiling terecht. Juist om die reden zijn de verzamelingen zelden in geheel overgeleverd. Een uitzondering vinden we in het poppenhuis. Daar bleef de boedel bijeen en geeft de volledige bewaarde kunstkamer een inkijkje in de manier waarop kunstcollecties in de zeventiende eeuw werden gepresenteerd.

Kunstkamers – zowel levensgroot als in miniatuur – waren niet in de eerste plaats bedoeld om te pronken met materiële rijkdom. Ze golden voornamelijk als intellectueel statussymbool. In kunstkamers werden innerlijke rijkdom en wetenschappelijke kennis tentoongespreid. De verzamelde voorwerpen moesten een weerspiegeling zijn van de gehele wereld, er bestonden vrijwel geen grenzen aan het verzamelgebied. Het streven was om de macrokosmos te representeren in een microkosmos. In de kunstkamers gingen wetenschap en schoonheid hand-in-hand. Juist de veelheid aan bijzondere objecten stond centraal. Zowel naturalia (objecten die de natuur voortbracht) als arteficialia (objecten van menselijke hand) hoorden er thuis. Al deze objecten kregen betekenis door hun onderlinge verbanden en hun plaats in het geheel. Deze macrokosmos-microkosmosgedachte gaat ook op voor de Kunstkamer van het poppenhuis.

Zwart wit foto van het plafond van de kunstkamer in het poppenhuis
Het plafond van de Kunstkamer.

De meeste kunstkamers hadden een uitgebreid iconografisch programma . Aan de hand van de aangebrachte decoratieve voorstellingen werd een diepere betekenis gegeven aan de kunstcollectie. Zo vinden we in de miniatuurkunstkamer van De la Court een uitvoerige plafondschildering, waarin onder andere de vier elementen – lucht, water, aarde, vuur – zijn vertegenwoordigd. Deze worden gerepresenteerd in de verschillende verzamelde objecten in de kamer. Het uitgangspunt voor de kunstkamer was allesbehalve een zo ‘objectief’ of ‘neutraal’ mogelijke presentatie van kunstvoorwerpen te geven.

In tegenstelling tot het ideaal van het twintigste-eeuwse ‘wittewandenmuseum’ werden in de kunstkamers van de zeventiende eeuw objecten heel bewust in context tot elkaar getoond. Er werd actief naar onderlinge verbanden gezocht. Voor lege ruimte was bovendien geen plaats. Schilderijen werden boven en naast elkaar gehangen, de lades van kabinetten lagen vol met schelpen en munten, porseleinen servies vulde hele kasten. Alles in de kunstkamer vormde samen één geheel, vertelde een verhaal en vertegenwoordigde bovenal een – westers – wereldbeeld.

Damast

Voordat de wanden van de Kunstkamer in het poppenhuis wit werden geverfd, waren deze bespannen met hetzelfde zijden damast waarmee ook de poppenstoeltjes in de kamer zijn bekleed. De crèmekleurige stof is over de jaren donkerder gekleurd, maar het opvallende patroon van bloemen en draken is nog steeds leesbaar. Dit traditionele patroon in de stof wijst op een mogelijke Chinese herkomst.

Stoeltjes poppenhuis met bekleding van damast
De stoeltjes met bekleding van damast.

Waarom de glanzende stof ooit wit geschilderd is, weten we niet. Waarschijnlijk gebeurde dit aan het begin van de negentiende eeuw. Niets wijst er echter op dat het om een bewuste stijlkeuze ging. Vermoedelijk verkeerde het damast op de muren in slechte staat en werd wit verven als de meest logische optie gezien. Hoe dan ook stond deze keuze ver af van het oorspronkelijke plan dat Petronella de la Court voor haar kunstkamer had.

Damast is een weeftechniek die al eeuwen in Nederland wordt toegepast. Wat deze techniek zo bijzonder maakt, is dat in de stof een patroon of motief kan worden aangebracht in dezelfde kleur als de ondergrond. Door gebruik te maken van de glans van de draden wordt dit patroon onder de juiste lichtval zichtbaar. Meestal worden de van nature glanzende vezels van linnen of zijde gebruikt om dit effect optimaal te benutten.

Het weven van damast was – en is nog steeds – een zeer arbeidsintensief proces. De techniek kwam waarschijnlijk in de vijftiende eeuw vanuit Istanbul via Italië, Frankrijk en België in Nederland terecht. Zoals veel van de objecten in het poppenhuis kwam het zijden damast in de Kunstkamer waarschijnlijk via overzeese handel in het bezit van Petronella de la Court.

Voorwerpen van 'porselein' en een lade vol schelpjes
Voorwerpen van 'porselein' en een lade vol schelpjes.

De wereld verzameld

De wereldhandel speelde een belangrijke rol in de Nederlandse kunstverzamelingen van de zeventiende eeuw. Er was een grote belangstelling voor producten uit Azië. Deze belangstelling zal niet aan Petronella de la Court, die nota bene in het handelscentrum Amsterdam woonde, voorbijgegaan zijn. Haar kleine kunstkamer bevat een grote hoeveelheid ‘porselein’ – de miniaturen zijn gemaakt van glas.

Op het kleine kabinet staan twee bokalen van muskaatnoten, tegenwoordig vooral in gemalen vorm bekend als nootmuskaat. Nootmuskaat werd in de zeventiende eeuw verhandeld door de VOC, die op gewelddadige wijze een monopolie op de handel in dit tropische specerij had weten te bemachtigen. De muskaatnoten zijn in de Kunstkamer van het poppenhuis gebruikt om miniatuurvarianten van de grotere kokosnootbokalen te maken. In de lade onder het kleine porseleinkabinet bevindt zich een groot aantal minuscule tropische schelpjes en op de grond staat een opgezet schildpadje.

muskaatnoten bokalen.JPGstilleven met kokosnootbokaal_Jan Hendricksz. van Zuylen, ca 1650_invnr 6731.jpeg
Bokalen van muskaatnoot in het poppenhuis, en stilleven met kokosnootbokaal (inv.nr.6731).

Ook de kleding van de poppen is te herleiden naar de overzeese handel. De kamerjas die wordt gedragen door de man aan tafel, is een Japonse rok. Dit was een belangrijk statussymbool, van origine afkomstig uit Japan. De vorm van de jas was die van een traditionele kimono, maar deze werd vaak enigszins aangepast aan de Hollandse smaak. Het was een populair kledingstuk voor wie het zich kon veroorloven, dergelijke jassen waren immers volledig gemaakt van kostbare zijde, inclusief een voering van zijdenwatten. In het poppenhuis dankt ook de dienstmeid in de keuken haar katoenen kostuum aan de wereldhandel. In tegenstelling tot wol en linnen, werd katoen niet in Europa verbouwd, maar voornamelijk uit India geïmporteerd.

keukenmeid in waterlands kostuum.tifman in japonse rok.tif
De dienstbode draagt katoen, de heer een kamerjas van zijde.

Een nieuw kantoenen damast

Om het originele behang van de kunstkamer te reconstrueren, heeft het Centraal Museum contact gezocht met het Nederlandse damastweversgilde. De leden van dit gilde zijn allen in het bezit van een eigen damastweefgetouw. Ze komen twee keer per jaar samen om hun ervaringen en expertise uit te wisselen. De meesten van hen hebben al vele jaren ervaring, maar iedereen die een damastweefgetouw heeft en hier regelmatig op werkt, is welkom om lid te worden van het gilde.

Het originele damast in het poppenhuis bestaat uit een groot aantal uiterst fijne zijdedraden. Het is in niets te vergelijken met het textiel dat tegenwoordig machinaal wordt geproduceerd. Vanuit hun specialistische kennis konden Corrie van Eijk en Corrie Sevinga niet alleen gericht advies geven, maar ook een zo getrouw mogelijke reconstructie weven van de originele wandbespanning.

Proeflapjes van de nieuwe wandbespanning
Proeflapjes van de nieuwe wandbespanning.

Het nieuwe damast voor de Kunstkamer is geweven van katoen. De expertise waarmee de uiterst fijne, zijden draden van het originele damastbehang zijn gemaakt, is grotendeels verloren gegaan. De glanzende kwaliteit van zijde is echter met moderne, gemerceriseerde katoen goed na te bootsen. Het mercerisatieproces zorgt ervoor dat de katoenvezels niet alleen glanzender maar ook sterker en beter te verven zijn. Bovendien is dit glanzende katoen beschikbaar in vele kleurschakeringen, waarmee het grootste obstakel van de reconstructie werd ondervangen. De zijden bekleding van de stoeltjes in de kunstkamer is in de loop van 300 jaar verkleurd van roomkleurig naar crème met een grijsgroene gloed. Juist de glans van de stof maakt het moeilijk om de exacte kleur ervan te bepalen, deze verandert door de weeftechniek immers met elke lichtinvalshoek.

Om het patroon in de stof zo goed mogelijk leesbaar en de subtiele kleurschakering zichtbaar te maken, is het nieuwe behang uiteindelijk met twee kleuren katoengaren gemaakt, die horizontaal en verticaal met elkaar verweven zijn. De draden vormen samen een weefsel dat de kunstkamer als geheel zo dicht mogelijk terugbrengt bij het originele plan van Petronella de la Court.

Lapje damast naast stoeltje met dezelfde bekleding uit het poppenhuis
Vergelijken met het voorbeeld.

Tot slot

Het presenteren van kunst in een omgeving die daarop is afgestemd, in plaats van een geconstrueerde, witte leegte, past bij de huidige opvattingen van veel musea. Het idee dat musea neutrale instituten zijn, die kunst op een objectieve manier kunnen presenteren, is achterhaald. In plaats daarvan zoeken musea nu naar nieuwe vormen van presenteren die de kunst recht doet én van context voorziet. Dit is vergelijkbaar met het plan dat Petronella de la Court voor haar miniatuurkunstkamer had – al is de opzet en context van haar verzameling duidelijk anders dan die van de onze.

Evenals de hoogte waarop een schilderij op de muur wordt geplaatst, de lijst waarin het werk hangt en de belichting ervan, beïnvloedt de ruimte zelf de manier waarop we een kunstwerk ervaren. Hoe een wandbespanning de indruk van een collectiepresentatie kan omtoveren tot iets compleet anders, is nu te zien in de vernieuwde – of herstelde – kunstkamer van het poppenhuis.

Met speciale dank aan Loïs van Olst (freelance medewerker collectiebeheer)