Op een oude, sepia-kleurige foto is een klein meisje te zien. Ze heeft vlechtjes en zit op een houten stoel met versierde poten. Achter haar bevindt zich een groot ledikant, tegen de muur staat een grote dressoir-kast met twee lampetkannen erop.

Dit meisje is Han Schröder, het jongste kind van Frits en Truus Schröder. De foto is genomen kort na het overlijden van haar vader in 1923. Een andere foto is twee jaar later genomen en toont het meisje zittend aan een tafel met haar moeder. De vlechtjes zijn hetzelfde gebleven maar voor de rest is alles om haar heen veranderd: het huis, de meubels, de kleuren.

Moeder en dochter aan tafel zittend bij het raam, op de voorgrond het trappenhuis
Truus met dochter Han in het Rietveld- Schröderhuis, 1925. Inv.nr. 084 F 218

In 1924 werd het nieuwe woonhuis van de familie Schröder opgeleverd aan het eind van een rij doodgewone eensgezinswoningen. Het was een opzienbarend ontwerp dat in niets leek op de huizen in de buurt. Van een afstand leek het huis op een abstract spel van horizontale en verticale vlakken en lijnen, met balkons en ramen die vrij in de ruimte leken te zweven. Primaire kleuren benadrukten het abstracte karakter van deze “woonmachine”. Op de verdieping, waar Truus met haar kinderen wilde wonen, ontwierpen zij en Rietveld een stelsel van schuifpanelen waarmee de slaapvertrekken overdag tot één ruimte getransformeerd werden.

Ansichtkaart met ronde afbeelding van het Rietveld SchröderhuisZuid-west zijde van het Rietveld Schröderhuis
Het Rietveld Schröderhuis op een ansichtkaart uit 1924 (inv.nr. 084 F 019e) en op een hedendaagse foto

Dit was het huis waarin Han, of Johanna Erna Elsa Schröder zoals ze voluit heette, opgroeide. Zij zou zich ontwikkelen tot één van de eerste vrouwelijke architecten in Nederland. In 1949 was zij de tweede vrouw op de lijst van de Bond Nederlandse Architecten – de eerste vrouw was in 1940 Jakoba Mulder. Met haar jeugd in het Rietveld Schröderhuis, in het gezelschap van haar moeder en Gerrit Rietveld, leek Han voorbestemd voor een carrière als architect. Toch had zij aanvankelijk andere interesses: als puber wilde zij arts worden. Pas nadat haar oom, die zelf arts was, haar die loopbaan afraadde besloot zij deze ambitie op te geven. Zowel haar moeder als Rietveld waren van mening dat een loopbaan als architect de meest geschikte beroepskeuze was voor haar.

Han Schröder en haar moeder Truus
Han Schröder met haar moeder Truus, circa 1952. Rietveld Schröderarchief, Album 14

Gedurende haar loopbaan als architecte sprak Han niet veel over haar jeugd in het Rietveld Schröderhuis. Als docent besprak zij het huis als het vroege hoogtepunt in het oeuvre van Rietveld en als de vrucht van de samenwerking tussen Rietveld en haar moeder, maar over haar eigen ervaringen als opgroeiend kind sprak zij zelden. Aan het begin van de jaren ’80 vroeg studente Corrie Nagtegaal, die op dat moment een publicatie voorbereidde over Truus Schröder, Han om haar herinneringen op papier te zetten. “Niet dat het erg is”, antwoordde Han haar, “maar het antwoord op je brief is moeilijk voor me”. Han schreef dat zij de eerste achttien jaar van haar leven, waarvan ze er twaalf in het Rietveld Schröderhuis woonde, niet erg geïnteresseerd was in haar moeders “leven en streven”. In 1936 verliet zij het huis om in Zürich architectuur te gaan studeren; vanaf die tijd, zo schreef zij, kwam zij nauwelijks nog in “moeder haar huis”. Toch is het een intrigerende vraag: welke invloed had het opgroeien in dat vreemde, modernistische huis op haar latere loopbaan als architect?

Han Schröder met fototoestel in haar handen
Han Schröder op reis in Amerika, circa 1965. Rietveld Schröderarchief, Album 14

Modern opgroeien

Al een aantal jaar doe ik architectuurhistorisch onderzoek naar het werk van Han Schröder. Als ontvanger van de Milka Bliznakov Research Price mocht ik zelfs een tijdje rondkijken in het uitvoerige archief dat Han Schröder naliet in het International Archive for Women in Architecture aan de Virginia Tech University in de V.S. Vanaf het begin werd ik gefascineerd door de vraag, wat het met je doet om in zo’n apart huis op te groeien, helemaal als je later besluit architect te worden. In mijn zoektocht naar antwoorden stuitte ik op het boek Growing Up Modern, Childhoods in Iconic Homes dat interviews bevat met mensen die
opgroeiden in experimentele modernistische huizen. Uit het boek blijkt dat de meeste kinderen van toen met tevredenheid terugkijken op de huizen van hun jeugd. Rolf Fassbaender, die in de Weissenhofsiedlung in Stuttgart woonde, herinnert zich bijvoorbeeld dat er altijd speelkameraadjes waren en veel buitenruimte om te spelen. Helga Zumpe woonde in een huis ontworpen door Hans Scharoun en had daar zelfs een eigen speelkamer die een centrale plek innam in het huis. Ook Gisèle Morceau, die opgroeide in de Unité d’ Habitation in Marseille, herinnert zich een gemeenschap van kinderen die met elkaar optrokken en picknicks op het dak in de zomer. Je kunt je afvragen of dit idealisaties achteraf zijn; onderdeel van het met nostalgie terugdenken aan de kindertijd. Uit psychologisch onderzoek is gebleken dat herinneringen evengoed fout, verhullend of zelfs geveinsd kunnen zijn: herinneringen zijn niet automatisch “waar”. Toch kunnen we wel uitgaan van de intenties van geïnterviewden om iets “waars” te zeggen over hun jeugd. Als constanten in die vloed van herinneringen komen dan naar voren de mogelijkheid tot spel, de aanwezigheid van speelkameraadjes, en een architectuur die de fantasie prikkelt. Dat werpt ook een bepaald licht op Han Schröder’s aarzeling om over haar jeugd “moeder haar huis” te spreken. Hoe was het bijvoorbeeld voor de kinderen Schröder om overdag geen eigen kamer te hebben? Zeker in de begintijd leek het huis bij te dragen aan sociaal isolement: Han bijvoorbeeld werd op school gepest omdat ze “in dat gekke huis” woonde en broer Binnert herinnert zich de afkeuring van de buren die het huis zagen als een “klap in het gezicht van de Hollandse burgerlijkheid”.

Spread uit architectuurboek met tekst en foto's

Spread uit architectuurboek met tekst en foto's
Spreads uit Growing Up Modern, Childhoods in Iconic Homes, van auteurs Julia Jamrozik en Coryn Kempster, 2021

Ontwerpen na het huis

Han Schröder sprak dus niet veel over haar jeugd in het Rietveld-Schröder huis. Dat maakt de vraag intrigerend, of haar werk gezien kan worden als een commentaar op haar kindertijd, als een onderstroom van reflectie die haar ontwerppraktijk voedde. In 1954 nam Han Schröder de gedurfde stap om haar eigen bureau voor architectuur, interieurarchitectuur en grafische vormgeving te openen. Ze huurde een kamer aan een Amsterdamse gracht en vestigde zich daar. Schröder onderhield haar bureau bijna tien jaar, van 1954 tot 1963, het jaar dat ze besloot naar de V.S. te emigreren. Ze hield zich onder andere bezig met een aantal renovatieprojecten: zo renoveerde zij in 1954 vormingscentrum De Vonk in Noordwijkerhout, dat in 1918 door J.J.P. Oud werd ontworpen. Naast woonhuizen ontwierp zij onder andere het dorpshuis te Eerbeek (1961) en een twee clubhuizen in Utrecht (1965). Wat betreft de vraag die in deze blog centraal staat – de invloed van “het huis” op haar latere werk als architect - springen er voor mij twee ontwerpen uit. Halverwege de jaren zestig, vlak voordat zij naar Amerika emigreerde, ontwierp zij een complex met flats voor gepensioneerde wijkverpleegsters. Het gebouw was gesitueerd in het dorp Austerlitz en had een L-vorm met twee bouwlagen, een plat dak en grote ramen. De lessen van haar moeder en Rietveld waren in dit ontwerp ruimschoots aanwezig. Zo was Han Schröder van mening dat juist wanneer bij ouderdom de mobiliteit afneemt, de bewoonsters “een zo groot mogelijke bewegingsvrijheid voor lichaam en oog” moesten hebben. Een onderverdeling van de appartementen in aparte kamertjes wees zij daarom af. In plaats daarvan moesten de bewoonsters over één grote leefruimte beschikken, waarbij aparte nissen voor koken en slapen werden afgesloten door dubbele schuifdeuren. De bewoonsters werden zo, volgens Schröder, gedwongen de ruimte bewust te hanteren: “verblijf in de ruimte is spel met de ruimte” schreef zij. Echter, de zaken lagen anders bij de villa die zij in het midden van de jaren vijftig voor haar broer en zijn gezin in Hattem ontwierp. Ook hier bouwde ze een uitgesproken modern huis, bestaande uit een hoger en een lager bouwvolume met grote ramen en een plat dak. Terwijl ze op de begane grond één doorlopende leefruimte creëerde, was de ouderslaapkamer wel degelijk afsluitbaar met een deur, en bevatte bovendien een eigen badkamer, inloopkast en terras. Op de verdieping hadden de kinderen hun eigen, felgekleurde kamers. “Mejuffrouw Schröder is van mening, dat niet alleen de kinderen hun vrijheid moeten hebben, maar ook de ouders” schreef een journalist in een artikel over het huis. Touché Han Schröder!

Blok woningen van twee verdiepingen, gezien vanaf een grasveld met bomen.
Complex voor gepensioneerde verpleegsters “Meijenhaghe” aan de Schoolweg te Austerlitz, 1962, architect Han Schröder. Foto archief “Han Schroeder Architectural Papers 1926-1998” IAWA, Special Collections, University Libraries, Virginia Tech, Blacksburg VA, USA, Box 1 Folder 4

Vroeger

Het gaat te ver om Han Schröders ontwerppraktijk helemaal te “verklaren vanuit vroeger”. Daarvoor waren er te veel andere thema’s die een rol speelden: haar emigratie naar Amerika bijvoorbeeld, of haar lesbische identiteit. Toch durf ik wel te beweren dat de spanning tussen enerzijds de steun voor het gedachtengoed van haar moeder en Rietveld en anderzijds de noodzaak om autonome keuzes te maken één van de belangrijkste thema’s was in het werk van deze architecte. Han Schröder bleef altijd een kind van het Rietveld Schröderhuis maar zocht daarnaast ook haar eigen weg.

Vrijstaand huis van twee verdiepngen met plat dak, rechts staan twee mannen het huis te bekijken.
Huis voor Binnert Schröder in Hattem, westzijde, 1954, architect Han Schröder. Bron: Jan Versnel, copyright: Maria Austria Instituut, Amsterdam

Verder lezen:

  • Jessica Van Geel, I love you Rietveld, Het verhaal van de liefde tussen Truus Schröder en Gerrit Rietveld, en het huis dat zij bouwden, Amsterdam: Lebowski, 2018.
  • Julia Jamrozik, Coryn Kempster, Growing Up Modern, Childhoods in Iconic Homes, Basel: Birkhäuser, 2021.
  • Rixt Hoekstra, “Regarding De Stijl Through a Gender Perspective: the Life and Work of Han Schröder” in: ed. A. Sokolina, The Routledge Companion to Women in Architecture, New York: Routledge, 2021.
  • Rietveld Schröderarchief online