'The portrait I do best is of the person I know best', Félix Nadar


De fantastische portretfotograaf Nadar zei het goed. En ook ik moet iemand een beetje kennen voordat ik een goed portret kan maken. Ik heb iets onstoffelijks nodig. Ik noem dat mijn ‘innerlijk beeld’ van iemand. Dat klinkt misschien een beetje zweverig, maar zo voelt het niet: een abstractere vorm, een gloed, een gevoel. Zoals je hebt voor iemand die je goed kent: een vader, een zus, een vriend of vriendin. Bij het tekenproces houd ik dat gevoel vast, en vraag ik me telkens af: is dit hem/haar, klopt dit met mijn beeld bij die persoon? Dat is, naast de landkaart van een gezicht, leidend in welke keuzes ik maak. Wat laat ik weg, wat klopt niet helemaal in de uitstraling, wat behoeft meer aandacht? Als ik iets over mijn portret wil vertellen moet ik dus eerst vertellen waar mijn innerlijk beeld van Dick Bruna op gebaseerd is. Wel, ten eerste is hij de enige van de 'grote vijf' waarvan ik het geluk heb hem uitgebreid in real life te hebben meegemaakt. Vrijwel iedere ochtend kwam hij, net als ik, om acht uur 's ochtends een kopje cappuccino drinken in Café Orloff op het Wed. We maakten af en toe een praatje.

orloff.jpg
Het ereplaatje op de tafel in Café Orloff waar Dick iedere ochtend een cappuccino dronk.

Het één leidde tot het ander en zo maakten we na verloop van tijd een afspraak voor in zijn atelier in de Jeruzalemstraat. Ik zou een taart meenemen, hij zou voor de koffie zorgen. Dat werd de eerste van meerdere fijne ontmoetingen, waarin ik Dick heb leren kennen als een rustige, precieze en vriendelijke man. Ik liet hem soms nieuwe portretten zien, zoals ik die onder andere wekelijks voor Het Utrechts Nieuwsblad maakte. Hij op zijn beurt had zijn werktafel echter bedekt met een krant of een groot stuk papier. Niet dat hij het niet over zijn werk wilde hebben, maar een werk dat nog in wording was, was alleen voor zijn ogen. Voordat het af was, wilde hij geen invloeden van andere kijkers, meekijkers.

Na mijn serie tekeningen voor het UN ging de krant op in het Algemeen Dagblad, met een tabloïd-formaat. Daarmee stopte mijn serie. Omdat ik merkte dat de geportretteerden vaak vrijer met mij praatten dan met een journalist, leek het me een interessant experiment om de combinatie van een portret met interview aan te bieden aan diverse bladen. Ik heb toen een proefinterview en portret gemaakt, ik meen van Ingmar Heytze. Het blad ZIN zag er wel licht in, en zo was de mogelijkheid geboren om in een jaar een serie van twaalf interviews met portret te maken. De serie ging ‘Was getekend’ heten. Een van de eerste personen waar ik aan dacht was natuurlijk Dick Bruna. Nadat hij het proefinterview en portret met Heytze had gezien stemde hij tot mijn plezier in. Dat resulteerde in mijn eerste portret van Bruna. Naast wat ik in het dagelijks leven van Dick meemaakte, zijn de antwoorden in het interview ook heel tekenend voor wie hij was. Een paar (nog ongepubliceerde) voorbeelden.

brunalinkeroog1000.jpg

Uit het interview, 2005:

Dick:
Wat ik altijd zelf prachtig gevonden heb: Chaplin.

Met welk gedeelte van Chaplin associeer je jezelf?
‘Die verhalen zoals bijvoorbeeld 'Modern Times'. Waar hij echt zo helemaal met die modern times mee gaat, met dat schroeven. Ik weet nog wel dat hij in een fabriek over een of ander rad heen ligt en helemaal mee gaat doen met al die mensen die met lopende band werk bezig zijn. Dat vind ik zo ongelooflijk mooi gedaan. En zo had hij ook andere dingen: op een gegeven moment zie je hem in een huisje, op de kant van een berg staan. Dan loopt hij een richting uit en dan zie je dat huisje zo opzij gaan. En dat is zo spannend. Ik denk dat het komt door het zoeken naar eenvoud, met heel weinig middelen. Daardoor krijg je zo'n enorme spanning. Er is een film gemaakt over een van mijn boekjes. Ik vond een van de leukste dingen om een klein mannetje over een touw te laten lopen. En dan op een gegeven moment, als hij middenin is, laat je hem eventjes ernaast schieten. Je hart staat hart stil op dat moment. Die hele kleine dingen trekken mij zeer.’

Met welke schrijver kun jij je identificeren?
‘Ja, dat vind ik moeilijk, ik heb erg veel schrijvers gekend door de omslagen die ik heb gemaakt. Maar als ik zou moeten kiezen, dan zou het Simenon zijn. Als je bij Simenon twee pagina’s hebt gelezen, zit je helemaal in die sfeer. Niet alleen in Parijs maar ook bijvoorbeeld in de regen of sneeuw of zoiets, je had het helemaal te pakken, bij de tweede pagina al. Dat vind ik altijd ongelooflijk knap.’

(Midden in het interview gaat de telefoon en krijg ik een beeld van Dick dat mij anders niet was opgevallen)
Ja, met Bruna?...Ja, ach hallo. Zegt u het eens......
Ja, dat herinner ik me nog goed.
Ah, nou... dat lijkt me niet zo’n goed idee hoor. Nee sorry.
(Hier blijft Dick langere tijd stil.)
Nee, dat lijkt mij óók niet zo’n goed idee. Nee hoor. Dag!
Nee hoor, goedemiddag... dag! Dag hoor!

Waar ging dat over?
Ach, dit was iets dat ik voor een goed doel heb gemaakt. Daar heb ik indertijd met plezier aan gewerkt maar dan wordt zo eventjes gauw gevraagd of ze dat op de een of andere manier mogen wijzigen iets dat geschikt is voor de kerstmis. Ze moeten er niet aan gaan zitten rotzooien, dat wil ik niet.

opzettendick1200.jpg


Verderop in het interview iets typerends over chaos en orde.

Dick:
‘Ja. Ik weet dat ik constant aan het opruimen ben. Door de tijd waarin ik ben opgegroeid. We waren toen erg bezig met alles recht leggen. Een van mijn beste vrienden is Pieter Brattinga geweest, die leeft nu niet meer. Hij was ook altijd in het vierkant bezig en ook altijd met de boel recht te leggen. Dat heb ik heel sterk. Ook als ik thuiskom en er is iemand geweest om de boel schoon te maken, en alle beeldjes en boeken staan scheef. Dan ben ik erg bezig om de boel weer netjes te leggen. Ik heb het hier ook: ik kan ontzettende rotzooi maken als ik bezig ben. En dan op een gegeven moment loopt dat over in mijn hoofd en dan wil ik dat onmiddellijk weer ordenen. Zorgen dat het weer schoon is en dat de boel weer recht ligt'.

En is dat iets van een generatie, denk je of is het iets persoonlijks?
‘Ik denk wel dat het iets van de generatie is, want mensen als Rietveld hadden dat natuurlijk ook, dat recht leggen. Mensen zoals Sandberg en Mondriaan, allerlei ontwerpers uit de stijltijd. Als ik bij jou zit en ik zie een lijst scheef hangen, dat irriteert me. Dan denk ik dat ik opsta en eventjes de boel recht hang.’

Waar komt dat rechtleggen vandaan?
‘Ik denk dat het in mezelf zit. Ik merk het in het werk ook. Wat ik ook doe, of ik nou een omslag, een affiche, een kerstkaart maak of met een kinderboek bezig ben: ik ben altijd aan het ordenen. Ik vind mezelf ook helemaal geen illustrator, ik zou geen portret van jou kunnen maken, zo'n tekenaar ben ik niet. Als ik jou zou moeten tekenen, dan zou het een vorm worden. Ik zou proberen om er veel ruimte omheen te laten voor je eigen fantasie. Ik voel me dan ook veel meer een grafisch vormgever of grafisch ontwerper dan een schilder, tekenaar of illustrator. Dat ordenen heeft er bij mij altijd in gezeten. Met die omslagen ook, dan zag ik omslagen van mensen uit het buitenland en dan dacht ik bij mezelf: wat jammer dat ze er geen rekening mee gehouden hebben dat er ook nog een tekst in moet, want het moet in balans zijn. Maak het dan wat simpeler, maar houd ruimte voor die tekst'.

Vriendelijke gedecideerdheid

Iets dat ik altijd uit dit interview met Dick heb onthouden: het is belangrijk hoe je denkt over waar een grens ligt, hoe belangrijk het is je werk zuiver te houden, en hoe je op een vriendelijke manier toch die grens aan kan geven, 'nee' kunt zeggen. Kunt zeggen: ”Dat lijkt mij niet zo'n goed idee”.
En als je er goed over nadenkt zie je dat terug in de gepenseelde zwarte contouren van al zijn figuren in nijntje: niet een strakke harde lijn, maar wel een heel duidelijke. Zachtmoedig, maar gedecideerd.

Toen Dick later was gestopt met werken en thuis bij zijn vrouw genoot van zijn rust, ben ik nog een paar keer langs geweest. Hij zat dan vaak op zijn bankje aan de Krommerijn. Meestal had ik dan wel wat nieuw werk bij me, naast de traditionele taart. Hij keek dan nog net zo zorgvuldig als vroeger naar bijvoorbeeld wat stadsfoto’s die ik had gemaakt. Zijn beeldende blik, zijn vriendelijke gedecideerdheid had hem, ondanks zijn hoge leeftijd, nog niet verlaten. 

Dick Bruna en Kees.jpg

En nu? Nu mis ik hem.

Dick_Bruna_II_door_Kees_Wennekendonk_1000.jpg
Kees Wennekendonk, 2019. Potlood op papier.

In het nieuwe portret dat ik van hem heb gemaakt, laat ik wat meer van mijn kijk op hem zien, hoop ik. In het eerste portret uit 2005 kijkt hij vooral vriendelijk en geïnteresseerd, nu is het preciezer, gedetailleerder, meer uitgewerkt. Met meer uit hoe ik hem heb leren kennen. Meer Dick, hoop ik. En ergens in het portret heb ik nijntje verwerkt. Zijn schepping, waar hij met ongelofelijke toewijding en precisie langdurig aan werkte.

Het portret van Dick Bruna is tot 19 januari te zien in Expo 6. Het is onderdeel van de reeks 'De Grote Vijf' samen met portretten van Pyke Koch, Peter Vos, Joop Moesman en Gerrit Rietveld. Dit project is mede mogelijk gemaakt door de Vrienden van het Centraal Museum.