Uit alles blijkt dat we hier met een pronkmeubel te maken hebben. De materialen zijn kostbaar en de vormgeving is in een toen uiterst moderne historiserende stijl. In de negentiende eeuw waren deze zogenaamde neostijlen in heel Europa populair. Dat ging gepaard met een nostalgisch verlangen naar het verleden. Om een sfeer van vroeger op te roepen werden stijlen door elkaar gebruikt. In deze kast heeft de jonge Hillebrand gotische en renaissance ornamenten gecombineerd.
Jan Adolf Hillebrand jr. was door zijn vader opgeleid tot meubelmaker, maar de omstandigheden waaronder de zoon het vak moest uitoefenen waren aan het begin van de negentiende eeuw ingrijpend veranderd. De gilden waren in 1818 definitief opgeheven. Strenge regels ter bescherming van lokale ambachtslieden bestonden niet meer. De beste manier voor een jonge aankomende meubelmaker om zijn vakmanschap te etaleren waren de nationale nijverheidstentoonstellingen. Deze zilverkast is waarschijnlijk het meubel dat in 1844 in Leeuwarden op de tentoonstelling van Friese nijverheid en kunst stond en werd beschreven als ‘Een Gotische, ‘á la renaissance bewerkte zilverkast van mahoniehout.. versierd met cilinderkolommen, ingelegd met ivoren biezen.. Op de antieke kap Gothische torens, de deuren in de bovenkast met wit spiegelglas, waarop antieke Gothische figuren en van binnen alles met scharlaken bekleed.’
Hillebrand was trots op zijn werk. Rond 1840 laat hij zich bijna ten voeten uit in een deftig interieur portretteren. Hij staat naast een tafel en leunt op een groot boek, waaruit losse bladen steken. Vermoedelijk zijn dit ontwerptekeningen of prenten, zoals die ook op de tafel liggen naast een zilveren inktstel en een tekenstift. Achter hem zien we de zilverkast die nu in het bezit is van het Centraal Museum. Hier staat een zelfbewuste ondernemer die zichzelf eerder als een kunstenaar dan als een ambachtsman beschouwd. Op dezelfde tentoonstelling stond een vergelijkbare kast die nog rijker was uitgevoerd en door koning Willem II werd aangekocht. Dit meubel bevindt zich nu als bruikleen in de verzameling van het Rijksmuseum. De kast van het Centraal Museum kostte 650 gulden en is waarschijnlijk gekocht door de voorouders van de heer Ribbius Peletier, die hem in 1941 aan het museum schonk.