Deze maquette van het Rietveld Schröderhuis werd door Rietveld gemaakt voor de De Stijl tentoonstelling in 1951 in het Stedelijk Museum Amsterdam. De ruimtelijke beleving van het ontwerp wordt versterkt door de vloeiende overgang van binnen naar buiten.
Het Schröderhuis is Rietvelds belangrijkste architectonische ontwerp. Het is bijna onvoorstelbaar dat het zijn eerste opdracht was voor een totaal nieuw te bouwen huis. Voor die tijd had hij enkel winkelverbouwingen en interieurs gerealiseerd en was hij al enigszins bekend door zijn revolutionaire meubelen uit de jaren 1918-1923. Hij kreeg de opdracht van Truus Schröder-Schräder. In 1923 was haar man gestorven en bleef zij achter met drie kinderen in de leeftijd van 11, 10 en 5 jaar. Het huis waar zij toen woonde, een statig negentiende-eeuws pand aan de Biltstraat in Utrecht, was te groot en paste bovendien niet bij het leven dat haar voor ogen stond. Rietveld had in 1921 voor haar tot volle tevredenheid een kamer in dit huis verbouwd. Waarschijnlijk werd bij die gelegenheid al duidelijk hoe sterk hun ideeën en opvattingen overeenkwamen. In 1924 riep zij opnieuw Rietvelds hulp in, nu om naar een ander, door hem te verbouwen huis te zoeken. Toen dit niets opleverde, besloot Truus op aanraden van Rietveld een nieuw huis te laten bouwen op een klein stukje grond aan de rand van Utrecht.
Van buiten steekt het huis opvallend af tegen de rij bakstenen huizen aan de Prins Hendriklaan, waar het tegenaan is gebouwd. De drie gevels zijn ontworpen als driedimensionale composities van vlakken en lijnen in wit, grijs en zwart met rode, blauwe en zwarte accenten. Deze primaire kleuren is Rietveld gaan gebruiken onder invloed van De Stijl. De ruimtelijke constructie met horizontale en verticale vlakken herinnert aan zijn experimentele meubelontwerpen uit de jaren daarvoor.
Het interieur is een enorme verrassing. De begane grond is nog vrij traditioneel ingedeeld met een studeerkamertje, een atelierruimte met opbergruimte, een kamer voor de dienstbode en een grote eetkeuken. Vanuit de kleine centrale hal geeft een bordes van drie treden en een spiltrap toegang tot de grote open woon-slaapruimte op de bovenverdieping. Ook hier is alles in de kleuren van De Stijl geschilderd. Kasten en bedden zijn deels nagelvast en opgenomen in de kleur- en ruimtecompositie. Met schuifwanden kan de ruimte in afzonderlijke vertrekken worden opgedeeld. Een opvallend detail is de raampartij in de noordoosthoek, die doorloopt van de voor- naar de zijgevel. Bij het openen van deze ramen valt de hoekstijl weg en lijkt de buitenwereld het huis binnen te dringen. De open ruimte en het kleurige maar verder spaarzaam ingerichte interieur zijn niet alleen revolutionaire stilistische vernieuwingen, maar geven ook vorm aan een totaal andere opvatting over leven en wonen.