Tussen 1910 en 1920 werd Janus de Winter beschouwd als een vooraanstaand, avant-gardistisch kunstenaar. Hij was lid van de Utrechtse theosofische vereniging en legde zich toe op het verbeelden van het gevoelsleven en het ‘aura’ van mensen. In 1916 publiceerde Theo van Doesburg, die hem bewonderend een “priester-kunstenaar” noemde, een ‘psychoanalytische studie’ over De Winter en zijn werk.
1/2
Tussen 1910 en 1920 werd Janus de Winter beschouwd als een vooraanstaand, avant-gardistisch kunstenaar. Hij was lid van de Utrechtse theosofische vereniging en legde zich toe op het verbeelden van het gevoelsleven en het ‘aura’ van mensen. In 1916 publiceerde Theo van Doesburg, die hem bewonderend een “priester-kunstenaar” noemde, een ‘psychoanalytische studie’ over De Winter en zijn werk.