De tentoonstelling "Nederlandse beeldhouwkunst '64 - '69" die van september tot en met november 1969 in het Centraal Museum te zien was, "(...) heeft geen ander doel dan een informatiemiddel te zijn om van de grote verscheidenheid van realisaties, die zich nu sinds een vijftal jaren op het gebied van de driedimensionale kunst aan het voltrekken is, in een zo groot mogelijk vertegenwoordigd aantal facetten een overzicht te geven," aldus H.J. de Smedt in een toelichting op de tentoonstelling. In totaal werden 250 werken geëxposeerd.

Te zien was werk van "de meest bekende Nederlandse beeldhouwers" zoals Hildo Krop, Frans Peters, Mari Andriessen, Arthur Spronken, Carel Visser, André Volten, Wessel Couzijn, Tajiri, Jaap Mooy, Mark Brusse, Joost Baljeu, Nic Jonk, Carel Kneulman, Gust Romijn en Albert Termote. De jongere generatie, waarin talrijke kunstenaars van het schilderen naar de driedimensionale kunst waren overgestapt, werd vertegenwoordigd door o.a. Woody van Amen, Marinus van den Boezem, Peter Struycken, Herman de Vries, Pieter Engels, Jan Henderikse, Franck Gribling, Jan van Munster, Tony Burgering, Harry Marks en Jaak Frenken. Daarnaast kwamen ook de "allerjongsten" aan bod, die nog weinig of niet in de publieke belangstelling waren getreden, zoals Anneke Carlier en Hans van Erven.