In de periode 1923-1937 werd elf maal een 'kersttentoonstelling' in het Centraal Museum gehouden. Zowel in 1950 als in 1951 werd opnieuw een dergelijke tentoonstelling opgezet.

De tentoonstelling van 1951 liet werken uit de 15e tot en met de 17e eeuw zien, die tezamen het kerstverhaal vertelden. De schilderijen en beeldhouwwerken waren voornamelijk afkomstig van het Aartsbisschoppelijk Museum dat indertijd was ondergebracht in het Centraal Museum, en later zou opgaan in Museum Catharijneconvent. Uit de collectie van het Centraal Museum werden onder meer schilderijen van Van Oostsanen, Abraham Bloemaert, De Veer, Wtewael en Van Poelenburch getoond.

Ook een eigentijdse 'Napolitaanse kerststal' van de Nederlandse kunstenaar Charles Hammes (1915-1991) maakte deel uit van de expostie. De groep bestaat uit 81 figuren en 37 architectuurfragmenten van gepolychromeerde terracotta. In een van de schriftgeleerden kan men de beeltenis van Ghandi herkennen. Hammes heeft ook zichzelf geportretteerd, en wel als een figuur in hedendaagse kledij, half achter de groep verborgen. Het totaal beslaat een oppervlakte van 4,5 bij 3,5 meter. De groep wordt nog steeds tentoongesteld.

De opzet van de tentoonstelling werd bij de opening toegelicht door mej. dr. M.E. Houtzager die acht maanden eerder was aangetreden als de nieuwe directrice van het Centraal Museum. "Wij leven in de tijd van de tentoonstellingsziekten. Men kan tegenwoordig bijna niet meer een museum bezoeken zonder er lege plekken aan te treffen, die betekenen dat een kostbaar stuk is uitgeleend voor een tentoonstelling. Bovendien komt het gesjouw deze kunstwerken niet ten goede. En wij hebben toch tot taak ze te conserveren. Maar men kan ook expoosities organiseren zonder andere musea te plunderen. Men kan uit eigen collecties een bepaald deel lichten. Dat hebben wij gedaan."