Zitameublement van acht stoelen

Zitameublement van acht stoelen

1/2

This object is now not on display in the museum

Title

Zitameublement van acht stoelen

Artist

Dating

ca. 1797

Material and technique

beukenhout, iepenhout, pâte, zijdedamast, polychromie

Object number

6762/001-008

Object type

meubel, stoel

Acquisition

aankoop 1951

Dimensions

hoogte 88 cm

breedte 44.5 cm

diepte 47 cm

Inscriptions and markings

  • geen :

Physical description

De poten, stijlen en regels van de stoelen zijn met elkaar verbonden door middel van dubbel of enkel getoogde pen- en gatverbindingen. De balusters in de zittingregels en in de kapregels zijn met ronde pennen bevestigd. De constructie van de zitting wordt verstevigd door iepenhouten hoekklossen, die met gesmede nagels in de regels zijn vastgespijkerd. Het zitvlak bestaat uit een effen stof die aan de randen en zijkanten is bedekt met een strook zijdedamast. De zijde is met grote steken op de jute vulling genaaid en met stoffeernagels op de zittingregels vastgespijkerd. De spijkers zijn afgedekt met een passement. De vulling bestaat uit paardenhaar dat met retoursteken is vastgezet en scherp is afgenaaid. De onderkant van de zitting wordt bedekt met afnaailinnen en drie gebreide singels.

Who

Hart, Abraham van der

Kops, Willem Philip

Wit, Jacob de

Remarks

Volgens het inventarisboek 1931 waren in het bruikleen van mevrouw De Stuers ook acht effen groengrijze stofhoezen inbegrepen, die deels in de vroege 20ste eeuw moeten zijn vermaakt.

Nadat de befaamde verzamelaar en kunstkenner Willem Philip Kops omstreeks 1793 de Amsterdamse stadsarchitect Abraham van der Hart opdracht had gegeven om zijn stadswoning te verbouwen, werd een bestek geschreven, waarin het grove werk tot in detail besproken wordt. In samenhang met een bewaard gebleven plattegrond geeft dit bestek aan dat het huis op de begane grond drie ontvangstvertrekken bezat, die samen de representatieve eenheid vormde: recht tegenover de ingang bevond zich het belangrijkste vertrek, een koepelkamer, die als eetkamer en muziekkamer was bedoeld; rechts van de gang waren twee kamers en suite bedacht, waarvan de achtersalon thans in de collectie van het Rijksmuseum is opgenomen. De voorkamer kreeg een volledig nieuwe betimmering, waarin een oud plafondstuk en enkele deurstukken van de Amsterdamse schilder Jacob de Wit werden ingebracht.

Misschien waren de stoelen van het Centraal Museum uit dit vertrek afkomstig. Er zijn verschillende redenen om aan dit vertrek te denken: het museum bezit twee stel gordijnen en fragmenten van een derde stel, waarvan de stof en het passement aansluit bij de bekleding van de stoelen, zodat het vertrek waar de zitmeubelen stonden opgesteld tenminste drie ramen moet hebben bezeten. Buiten de achtersalon, bezaten alleen de beide andere ontvangstvertrekken op de begane grond drie ramen. Een ander argument is gelegen in de bouwgeschiedenis van het pand; door een verbouwing in de eerste helft van de 19de eeuw werd het huis Kops in twee delen gesplitst, waarbij alleen de beide zijkamers en de bovengelegen vertrekken gespaard bleven.

In de interieurs van de huizen Hodshon (ca. 1797) en Barnaart (1804-1808), die in situ bewaard bleven, is te zien dat Van der Hart trachtte om door kleur en vorm aan ieder vertrek een eigen identiteit te geven, waarbij bovendien werd gestreefd naar een toenemende mate van kostbaarheid in de uitmonstering. Daardoor kan worden aangenomen dat de meubilering en de afwerking van de voorsalon ten opzichte van de achtersalon iets eenvoudiger moeten zijn geweest, terwijl anderzijds door de open verbinding met dit vertrek aannemelijk wordt dat het meubilair en de stoffering op die van de achtersalon was afgestemd.

De gordijnen en de stoelen van het Centraal Museum passen in dit concept: de gebruikte stof en het toegepaste passement sluiten wat betreft de kleur en het materiaal aan bij de stoffering van de achtersalon, terwijl de vormgeving een gradatie eenvoudiger gehouden is: zo zijn de stoelen uit de achtersalon bijvoorbeeld bekleed met een zijden damast, terwijl de stoelen in het Centraal Museum met een gladde zijden stof zijn overtrokken. Ook de vormgeving van de stoelen is een gradatie eenvoudiger dan de zitmeubelen uit de achtersalon. Waarschijnlijk zijn ze gekocht bij dezelfde Franse behanger, die ook het ameublement in de achtersalon had geleverd; verschillende onderdelen, zoals de vorm van de rugstijlen en de geleding van de poten, keren in verwante vorm terug en ook de constructieve details vertonen duidelijke overeenkomsten. De tapissier zal het houtwerk niet zelf hebben vervaardigd; dat vormde het bereik van de stoelenmaker.

Ondanks alle overeenkomsten is hier toch sprake van een duidelijke afwijking: waar de ambachtsman voor het zitameublement in het Rijksmuseum zich duidelijk op courante Franse voorbeelden heeft gebaseerd, geeft hij het meubel door de toepassing van een arcade in de rug, het Franse voorbeeld een eigen draai.

Inventarisboek 1931: "met acht hoezen voor de zittingen, fransch werk"

Documentation

  • Edele eenvoud : neo-classicisme in Nederland 1765-1800, red. Frans Grijzenhout, Carel van Tuyll van Serooskerken, (Zwolle, 1989), p.133, cat.nr. 132 met afb. in z/w op p. 135

  • Een Louis XVI interieur voor het Rijksmuseum, Th. H. Lunsingh Scheurleer, (Phoenix, maandschrift voor beeldende kunst, 3; 4, 1948), pp.29-37

  • French Upholsters in Amsterdam, R. Baarsen, (Furniture History, XXI, 1985), pp. 48-60

Exhibitions

  • Het nieuwe ambacht. Iris van Herpen en haar inspiratie, Centraal Museum, Utrecht, 2011

  • Niet aanraken: Antiek!, Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement, Utrecht, 1997

  • Edele eenvoud. Neo-classicisme in Nederland, Frans Halsmuseum, Haarlem, 1989

Persistent url

To refer to this object please use the following persistent URL:

https://hdl.handle.net/21.12130/collect.22D35BF1-BB50-4F11-9F5E-68CCF5C77C41

Questions?

Do you have a remark or extra information on this object? Please let us know!