In 1948 werd in het Centraal Museum een tentoonstelling over Utrechts Oudegracht gehouden. Aanleiding was de viering van het 1900-jarig bestaan van Utrecht.

Bovendien lag er een wetsvoorstel om de werven van de Oudegracht te onteigenen, zodat ze grootschalig gerestaureerd konden worden. Met deze tentoonstelling wilde het Utrechts Monumentenfonds laten zien welke betekenis de werven in de loop der tijden hebben gehad en hoe verwaarloosd ze waren geraakt. De 'boodschap' was duidelijk: het is de moeite waard om geld uit te trekken voor de restauratie, ook al zijn er andere prioriteiten te bedenken in een periode van wederopbouw. Bovendien moeten burgerij en overheid in goede harmonie samenwerken, aldus loco-burgemeester Bekker die de tentoonstelling opende, "(...) want een algemene restauratie komt aan het stadsbeeld ten goede voor Utrecht, dat bezig is zich van provinciestad tot grootstad te ontwikkelen." (Utrechts Nieuwsblad, 26 april 1948)

Er werden tekeningen, platen, schilderijen en voorwerpen geëxposeerd, alsmede foto's die een prijs hadden gekregen bij een fotowedstrijd, uitgeschreven door het Monumentenfonds en de Utrechtse Amateurfotografen Vereniging.