Het duizend jaar oude Utrechtse Schip is gevonden op 3 december 1930 door gravende arbeiders aan de Van Hoornekade in Utrecht-Noord. In eerste instantie dacht men dat het om een Romeins schip ging. De toenmalige directeur van het Centraal Museum liet de restanten van het schip naar de kelder van het museum overbrengen. Om het gevaarte daar te krijgen, werd een groot gat in een van de zijmuren gehakt.

Al sinds 1936 is het schip in het Centraal Museum te zien. En te ruiken, want het hout werd geconserveerd met een mengsel van creosoot (een teerproduct) en lijnolie. De geur daarvan vult nog steeds de ruimte. 

Wat het schip zo bijzonder maakt is dat de bodemplaat bestaat uit één stuk eikenhout, een uitgeholde en vervolgens uitgebogen boomstam van meer dan 17 meter lang. Daarop zijn planken en balken aangebracht. Het schip heeft over de Rijn gevaren en werd voortbewogen door een combinatie van trekken, zeilen, bomen en roeien. De stevige bodem maakte het geschikt voor een vaart over gevaarlijke rotsen, zoals in de buurt van de Lorelei. Utrecht was de vermoedelijke thuishaven van het vrachtschip, dat allerlei zaken kon vervoeren.

Het schip is tentoongesteld in Expo 11.