Sinds de opening van het Centraal Museum in augustus 1921 was het de bedoeling om de collectie oude schilderijen aanmerkelijk uit te breiden. Het Utrechts museum zou dan een zo volledig mogelijk overzicht kunnen bieden van de werken van de Utrechtse schilders uit vroegere tijd. Het Utrechtsch Nieuwsblad van 15 februari 1924 constateerde: "De kleine collectie die het Centraal Museum tot dusver bezat was te onvolledig om van de beteekenis der Utrechtse schilderschool een goed denkbeeld te geven."

In 1924 veranderde dat. "De verzameling schilderijen onderging een belangrijke vermeerdering, doordat van het Rijksmuseum een dertigtal werken van Utrechtsche meesters, waaronder eenige van groote kunstwaarde, in bruikleen kon worden verkregen, waardoor het doel om in het museum een zoo volledig mogelijk overzicht van de Utrechtsche schilderschool bijeen te brengen, op zeer gewenschte wijze werd bevorderd.

Bekende Utrechtsche meesters als Henrick Ter Brugghen, Cornelis Droochsloot, David en Jan Davidsz. de Heem, Pieter Saenredam, Johannes Both, Jacob Duck, Melchior d'Hondecoeter, Jacob Marellus en Abraham Mignon, waarvan tot nog toe geen werken aanwezig waren, konden zoodoende thans met meerendeels fraaie stukken in de verzameling vertegenwoordigd worden, terwijl o.a. van Joachim Wttewael, Paulus Moreelse en Jan van Bijlert, waarvan het museum reeds werken bezat, stukken verkregen werden, die hun kunst weer van andere zijden belichtten.

Bovendien stond het Rijksmuseum nog in bruikleen af het merkwaardige drieluik van de hand van een Noord-Nederlandsch meester uit de tweede helft der 15e eeuw, waarop de Dom nog met het oude Romaansche schip voorkomt, terwijl het koor reeds door het hooge Gotische koor is vervangen." (uit het jaarverslag 1924)

Het drieluik behoorde nog lang tot de collectie van het Centraal Museum. Pas in 2012 werd de bruikleenperiode beëindigd en kwam het werk weer terug in het Rijksmuseum.

De aanwas van de schilderijenverzameling maakte - drie jaar na de opening van het museum - uitbreiding van de tentoonstellingsruimte noodzakelijk. Maar dat kon alleen door een ingrijpende verandering van de indeling van het museum, en daarvoor ontbrak het geld. De thema's 'ruimtegebrek' en 'geen geld om dat op te lossen' zouden sindsdien als een rode draad door de jaarverslagen lopen.

Overigens werd in 1924 nog de mogelijkheid geopperd dat reorganisatie van het museum tot stand zou kunnen komen met "bijstand van partikulieren".

Collectie in deze tentoonstelling

  • In deze tentoonstelling waren geen objecten uit de collectie van het Centraal Museum te zien

Duurzame url

Als u naar dit object wilt verwijzen gebruik dan de duurzame URL: https://hdl.handle.net/21.12130/exhibit.D44170F9-F347-42CA-B4AA-F2753BB6E0B4

Vragen?

Ziet u een fout? Of heeft u extra informatie over deze tentoonstelling? Laat het ons weten!