De tuin als toevluchtsoord

Nu eenieder van ons zowel het potentiële gevaar als bescherming in zich draagt en sociale contacten tot een minimum heeft teruggebracht, zijn we teruggeworpen op een leven dat zich om en nabij het eigen (t)huis afspeelt. Nu velen van ons de dagen noodgedwongen thuis slijten, wordt de tuin een welkom toevluchtsoord. Zelfs die ene vierkante meter van het stadsbalkonnetje biedt soelaas.
De tuin moet verzorgd worden en dus vieren de tuincentra hoogtij. Op anderhalve meter afstand worden driftig inkopen gedaan. Hoe je groene aanslag van je terras verwijdert, is een van de meest gebruikt online zoekopdrachten.

CM2016_032 CM Tuin zonder mensen.jpg
Museumtuin, 2018

Meerdere kranten en tijdschriften rapporteerden over de moestuin als het ultieme lockdownproject. De behoefte aan groen en natuur lijkt exponentieel te zijn gegroeid. Voor degene die geen eigen stukje groen hebben, verloopt de quarantaine een stuk makkelijker als er af en toe een wandeling door het park of bos kan worden gemaakt. Maar ook is er – met de afname aan dagelijkse prikkels – meer aandacht voor de natuur om ons heen. Zo berichte de NOS over de enorme toename in populariteit van online vogelcursussen en bracht de Volkskrant een overzicht van alle websites waar de amateurbioloog terecht kan. 

Heilzame werking

Lang voor de coronapandemie wees onderzoek al uit dat tuinieren goed is voor lichaam en geest. Een tuinman/vrouw beweegt meer, de frisse buitenlucht en zonlicht doen goed en bovendien zou tuinieren goed zijn tegen stress. Het zou zelfs effectiever zijn dan het lezen van een boek. Tuinieren zou zo de geheime tip zijn voor het gezond oud worden.

Derek Jarman Prospect Cottage.JPG
Prospect Cottage, Derek Jarman, foto: Laurie Cluitmans

De tuin en het tuinieren brengen ons een andere tijdsbeleving, niet georganiseerd volgens het 9-tot-5-ritme. Derek Jarman, de Engelse cineast en kunstenaar die in Dungeness, Zuid- Engeland een onmogelijk stuk land tot tuin bewerkte, schreef in zijn dagboek 'Modern Nature' (1994, p.30):
 
'The gardener digs in another time, without past or future, beginning or end. A time that does not cleave the day with rush hours. Lunch breaks, the last bus home. As you walk in the garden you pass into this time – the moment of entering can never be remembered. Around you the landscape lies transfigured. Here is the Amen beyond the prayer.'*
 
Jarman schetst het beeld van de tuin als een tijdloze zone waar men zijn toevlucht tot kan nemen. De cyclus van de seizoenen, van groei, bloei, verval en eindigheid, maakt hier de dienst uit. En als de natuur ons iets leert deze dagen is dat zij meedogenloos neemt. Maar ook kijken we naar de natuur voor haar herstellend vermogen en putten hoop uit de zaden die ontkiemen en de planten die opnieuw bovengronds komen.

De tuin als microkosmos en metafoor

De tuin als microkosmos en metafoor voor veerkracht, maar ook voor de samenleving, kent een lange culturele traditie. Schilders, schrijvers en dichters wendden zich tot de tuin voor inzichten en zinnebeelden. Het is niet verwonderlijk dat in veel verschillende culturen en religies de tuin gelijk staat aan harmonie en bescherming.

De Perzische tuintapijten zijn bijvoorbeeld verbeeldingen van een ideale ommuurde tuin met een voedende waterstroom, waarbinnen de mens in harmonie met de natuur leeft. Ook de tuinman is een metafoor die terugkeert in uiteenlopende religies. Zo staan zowel Allah als Jezus ook wel bekend als tuinier. In de gravureserie ‘De geschiedenis van de eerste ouders van de mens’, verbeeldt Abraham Bloemaert het leven van Adam en Eva. We zien Adam als eerste tuinman van de Hof van Eden. Wanneer Eva door de slang wordt verleid en ze uit het paradijs worden verdreven, zijn ze genoodzaakt in de wildernis te leven. Bloemaert creëert een scherp contrast tussen de weelderige Tuin van Eden, afgeschermd van de wereldse gevaren, en het weidse, woeste, barre land. Alleen als ze het land bewerken zal het leefbaar worden.

12731_01.jpg12736_01.jpg

Abraham Bloemaert, twee gravures uit De geschiedenis van de eerste ouders van de mens

Over de noodzaak van tuinieren

In zijn Huizingalezing ‘Over de noodzaak van tuinieren’ (1990, p. 61) schrijft Gerrit Komrij hoe het beeld van de tuin lange tijd nauw verweven is geweest met mentaliteitsontwikkelingen en controverses tussen ideeënwerelden. ‘Het wezen van de natuur is nooit veranderd’ schrijft hij, ‘alleen wij hebben er telkens andere inhouden aangegeven, haar bedwongen in telkens andere beelden. Door geometrische ordening, door miniaturisering maakten we dat ze ons vertrouwd voorkwam omdat ze, aldus bedwongen, met ons innerlijk of met een ideaal van ons innerlijk correspondeerde. Door de symboolwaarde die we haar verleenden maakten we dat we ons niet “in de steek gelaten” voelden en dat ze zich niet als een bedreiging “los van ons” manifesteerde. Ingrijpen en verheffen dat deden we met de natuur, als tuinman, kunstenaar en ritueel aanbidder.’ De tuin, zo beschrijft Komrij, is een wezenlijke metafoor voor onze relatie met de natuur en zijn lezing is dan ook een pleidooi de relatie tussen tuin en denkwereld opnieuw aan te zwengelen.

De Museumtuin

Als we naar de telkens wisselende gedaantes van de tuin van het Centraal Museum kijken, zien we in wezen die complexe, telkens veranderende relatie. Toen het museum 99 jaar geleden, in 1921, in het voormalig Agnietenklooster trok, werd de tuin historiserend aangelegd volgens middeleeuwse voorbeelden. Daarbij werden vijftiende- en zestiende-eeuwse miniaturen en schilderijen als inspiratiebron gevolgd, zoals het Vlaams manuscript Breviarium Grimani. Rond 1979 werd de tuin omheind, rond 1999 verscheen een grassentuin, en in 2013 werd de tuin met de laatste verbouwing opnieuw onder handen genomen waarbij de Maria-verering als conceptuele leidraad diende. Telkens weerspiegelt de inrichting van de tuin en de keuzen voor planten en bloemen de tijdsgeest. De tuin wordt als het ware een microkosmos.

1963 Tuin.jpg
Museumtuin, 1964

Het antropoceen: de tegenwoordige tijd

De crisis waar we ons nu in bevinden dwingt ons de beelden die wij aan de natuur geven radicaal opnieuw te bekijken. Zo zouden we tegenwoordig leven in een tijdperk dat men ook wel het antropoceen is gaan noemen. Een nieuw geologisch tijdperk, volgend op het holoceen, waarin de mens de natuur volledig is gaan domineren. Het coronavirus laat ons zien dat het idee dat de samenleving door de mens en enkel de mens wordt gevormd – en daarmee maakbaar is –fictie is. De Franse filosoof Bruno Latour beschrijft hoe de samenleving juist bestaat uit een reeks van actoren die grotendeels niet menselijk zijn, zoals microben, maar ook het internet, het recht, de organisatie van ziekenhuizen, het klimaat. Al die menselijke en niet-menselijke actoren gaan telkens veranderende relaties aan binnen een complex netwerk.

In zekere zin laat dat netwerk ook zien dat het antropoceen in wezen niets anders is dan een ander woord voor globalisering, een wereldwijd systeem van uitwisseling dat nu op springen staat.

CM2016_035 CM Tuin richting Tuinzaal.jpg
Museumtuin 2018

De crisis en de tuin

De wereldwijde crisis geeft ons geen kans te vluchten en werpt ons terug op onze eigen wortels. Enerzijds dwingt de crisis ons zo lokaal te gaan. In dat licht bezien is het begrijpelijk dat we teruggrijpen op de tuin en de moestuin. Maar ook is het een moment dat ons de mogelijkheid biedt opnieuw om ons heen te kijken. Met aandacht voor de vogels om ons heen, zoals de NOS meldt. En zelfs voor de minder in het oog springende wormen, pissebedden en duizendpoten, die van wezenlijk belang zijn voor het ecosysteem, zoals Dave Goulson in zijn boek 'Tuin Jungle' schrijft. In de tuin kunnen we de balans met de natuur herstellen.

Anderzijds maakt deze crisis het des te schrijnend voor degenen die ontworteld raakten en juist geen huis of thuis hebben. In zijn serie ‘Rooted’ fotografeert Henk Wildschut geïmproviseerde tuintjes die in verschillende vluchtelingenkampen worden aangelegd. Midden in woestijnachtig landschap dienen halve jerrycans als plantenpotten. De tuinen zijn vaak afbakeningen rondom een tent en duiden op de menselijke behoefte om een eigen plek te hebben. Opvallend is dat het niet alleen maar eetbare planten zijn. Ook rozen en andere bloemen worden geplant. De bloemen, zo vertelt Wildschut, dienen een ander belang, ze brengen schoonheid en herinneren bijvoorbeeld aan thuis. De symbolische waarde van het laten groeien en bloeien, het scheppen van sfeer en orde in een desolate plek, is een baken van hoop.

Henk Wildschut, Rooted, 2019
Henk Wildschut, Rooted, 2019

In beide gevallen, met en zonder wortels, betreft het niet slechts een kwestie van zelfvoorzienend zijn, maar ook een ritueel om je aan vast te klampen. Of zoals Alice Vincent het in haar boek Diepgeworteld verwoordt: een universeel ‘coping mechanism’ dat houvast biedt.

Tentoonstelling in 2021
In 2021 is het museum 100 jaar gevestigd aan de Agnietenstraat, in een oud klooster- en stallencomplex rond een prachtige tuin. Dat bijzondere jubileum vieren we onder meer met een tentoonstelling waarin de eigen neo-middeleeuwse tuin het middelpunt is. Onze geliefde museumtuin, die al die verschillende panden, van middeleeuws klooster, tot negentiende-eeuwse stallen, tot kerk, tot  modernistische nieuwbouw, met elkaar verbindt. 

De foto’s van Wildschut tonen de veerkracht van mens en natuur. Het is de schoonheid van de tuin waaruit we troost kunnen putten. Het is de veerkracht van de tuin die ons hoopvol stemt.

Henk Wildschut, Rooted, 2019
Henk Wildschut, Rooted, 2019

* vertaling citaat: 'De tuinman graaft in een andere tijd, zonder verleden of toekomst, begin noch eind. Een tijd die de dag niet doorklieft met spitsuur. Lunchpauze, de laatste bus naar huis. Wanneer je door de tuin wandelt, treed je deze tijd binnen – het moment van binnenkomst kan nooit worden herinnerd. Om je heen ligt het landschap in een nieuwe gedaante. Hier bevindt zich het Amen voorbij het gebed.’