Kast
De bijzondere tafel (inv.nr. 8465) is afgebeeld op een portret dat Joachim Wtewael in 1628 van zijn dochter Eva schilderde (inv.nr. 18022). Hij is duidelijk herkenbaar aan het met ebbenhout ingelegde paneeltje van de poot dat net onder het tafelkleed uitsteekt. Het model van de tafel, die aan beide zijden kan worden uitgetrokken, is niet uitzonderlijk. In 1621 publiceerde de graveur Crispijn van de Passe II in Utrecht een serie ontwerpprenten voor tafels. Veel van deze tafels hebben een vergelijkbaar onderstel met bolpoten. Bijzonder is wel de luxueuze versiering. Er zijn maar twee andere meubelen bewaard gebleven met een vergelijkbare decoratie: een kamerbetimmering uit Dordrecht en een kast in een kasteel in Gelderland. <BR><BR> <P dir=ltr align=left>Waarschijnlijk is de tafel speciaal gemaakt voor Wtewael. De Utrechtse kunstenaar had veel belangstelling voor toegepaste kunst. Hij was opgeleid als glasschilder, ontwierp gebrandschilderde glazen en maakte bijvoorbeeld ook het ontwerp voor een nieuw type zoutvat. Misschien heeft Wtewael wel een inbreng gehad in het ontwerp voor de tafel. </P> <P dir=ltr align=left>De tafel is vermoedelijk de "… groote lange uyttreckende tafel …" die in 1669 wordt vermeld in de inventaris van het huis van Jacob en Aletta Martens aan het Janskerkhof in Utrecht. Aletta Martens, geboren Pater, was de kleindochter van Joachim Wtewael. Via haar kwam de tafel in het bezit van de familie Martens en is hij uiteindelijk door de familie Martens van Sevenhoven aan het museum geschonken. De eikenhouten kast versierd met ebben-, noten- en perenhout komt uit dezelfde inboedel. De kast en de tafel hebben allebei een fries van gesneden schubben met opgelijmde druppels van ebbenhout. Toch zijn ze niet als ensemble gemaakt. De kast heeft geen inlegwerk van ebbenhout, maar wel panelen belijmd met ebbenhout en is ook rijk versierd met houtsnijwerk. </P> <P dir=ltr align=left>Na een lange reis door Italië en Frankrijk vestigde Wtewael zich in 1592 in Utrecht. Kennelijk heeft hij zijn huis aan de Oude Gracht (nu nr. 58)dat hij in 1596 kocht, fraai ingericht met het vele geld dat hij in de vlashandel verdiende. Het is uitzonderlijk dat van vroeg zeventiende-eeuwse meubelen uit een burgerlijk milieu zo veel bekend is over de eigenaar, de datering en de plaats van vervaardiging. De relatief ongeschonden staat, de fraaie vorm en de kostbare materialen maken deze topstukken nog eens extra aantrekkelijk.</P>