In juli 1916 schreef Theo van Doesburg aan architect J.J.P. Oud ervan overtuigd te zijn dat deze getroffen zou zijn als hij Mouvement héroïque in het echt zag, want ‘Het is volgens mij dáarom mijn beste werk: omdat er jaren van opgekropt leven in uitgestort zijn.’ Jaren van opgekropt leven? Die had de kunstenaar dan toch heel rationeel verwerkt, getuige het feit dat uit infrarood onderzoek blijkt dat Van Doesburg de compositie met liniaal en passer had ontworpen. Het beeldvlak verdeelde hij in vlakken en diagonalen waarop hij met de passer cirkeldelen construeerde. Het schilderij is derhalve bepaald geen explosie van vrije expressie.
De overdrijving in de brief typeert Theo van Doesburg. Hij werd geboren als Christian Emil Küpper maar nam de naam van zijn stiefvader aan die hem opvoedde – zijn biologische vader, een fotograaf, was vertrokken toen hij nog geen jaar oud was. Later zou hij ook nog andere namen aannemen: I.K. Bonset, de dadaïst en Aldo Camini, dichter van Italiaanse komaf. Van Doesburg mocht dus graag met identiteiten spelen. Dat hij in eerste instantie acteur wilde worden, is hierbij niet zonder betekenis. Van Doesburg was van alles: kunsttheoreticus en -criticus, dichter, organisator, performer, beeldend kunstenaar; maar hij was bepaald geen charlatan. Hij speelde al zijn rollen met volle overtuiging. Er was hem veel aan gelegen anderen van zijn ‘missie’ en zijn gelijk te overtuigen; daarom schuwde hij de overdrijving niet en manipuleerde hij de feiten wel eens. Zoals ‘kunst niet ’n zijn maar ’n worden’ is om Van Doesburgs eigen woorden uit 1915 aan te halen, moet gelijk krijgen belangrijker voor hem zijn geweest dan gelijk hebben.
In 1916 stond hij nog maar aan het begin van zijn carrière als avant-gardist. Lang had hij vastgehouden aan het idee dat abstracte kunst gestoeld was op een misvatting en maakte hij zelf naturalistische schilderijtjes in de trant van de Haagse School. Zijn inzichten veranderden radicaal nadat hij in Utrecht, waar hij in verband met de mobilisatie tijdelijk was gestationeerd, kennis maakte met Erich Wichman en met Janus de Winter die auraportretten en ‘gedachtevormen’ schilderde. In 1915 probeerde hij dat zelf uit, waarbij hij zich baseerde op het theosofische boek Thought Forms (1901). Maar hij experimenteerde ook met snelle schetsen van figuren in beweging, vermoedelijk geïnspireerd op de figuren in het schilderij La Danse van Henri Matisse (1910), waarvan hij een reproductie had. Daar ging hij op door. Een tekening in pastelkrijt is de voorstudie voor het schilderij Mouvement héroïque. Van Doesburg dateerde die voorstudie op 1913 maar dat is mede gezien zijn overige werk uit dat jaar zeer onwaarschijnlijk; voorjaar 1916 is een veel plausibeler datering. Wellicht verdraaide Van Doesburg de feiten om zijn bewering dat in het uiteindelijke schilderij van 1916 ‘jaren van opgekropt leven’ uitgestort waren, kracht bij te zetten. Hoe dan ook, kunstcritici waren er niet van onder de indruk. Een van hen vond Mouvement héroïque ‘te beredeneerd geconstrueerd in plaats van heroïsch uitgezwaaid’. Van Doesburg had nog een weg te gaan om te overtuigen.