Wie in de Middeleeuwen de stad Utrecht naderde, zag een woud van kerktorens boven de stadsmuren opdoemen met de Domtoren als het trotse middelpunt. Rond 1650 was dat beeld nauwelijks veranderd. Waar Amsterdam razendsnel groeide en grachtengordel na grachtengordel aanlegde, bleef de bebouwing van Utrecht binnen haar middeleeuwse omwalling. De vrijgekomen ruimte van opgeheven kloosters was voldoende om de beperkte bevolkingsgroei op te vangen. Ambitieuze planners keken echter jaloers naar Amsterdam en wilden ook in Utrecht een uitbreidingsplan realiseren. Architect, schilder en politicus Paulus Moreelse had in 1624 al zo’n plan gemaakt. Zijn zoon Hendrick, die in allerlei opzichten in zijn vaders voetsporen trad, trok het idee voor de uitbreiding veertig jaar later weer uit de kast.
Aan de westkant van de stad zouden nieuwe wijken verrijzen die een verdubbeling van het oppervlak betekenden. De as van de nieuwbouwzone zou de Leidsche Rijn worden, een kanaal dat moest ontstaan door het rechttrekken van de kronkelende Oude Rijn. De aanleg halveerde de reisafstand naar Leiden met de trekschuit tot acht uur, een voor die tijd ware hogesnelheidslijn. De plannen van Moreelse leken kans te maken, maar een economische crisis gooide roet in het eten. Nadat Utrecht in 1672-1673 door het leger van de Franse koning Lodewijk XIV was bezet en in 1674 door een tornado was getroffen, ontbraken zowel het geld als de noodzaak om tot stadsuitbreiding over te gaan. De bevolking kromp en er waren genoeg beschadigde huizen om op te knappen.
De Utrechtse schilder Joost Cornelisz Droochsloot heeft de oude situatie vastgelegd in de tijd dat de discussie over stadsuitbreiding speelde. Op de voorgrond is in het agrarische landschap dat zich uitstrekt tot de middeleeuwse stadsmuur, de kronkelende Oude Rijn te zien. Duidelijk waarneembaar zijn enkele verdedigingstorens: de Plompetoren in het noorden (links) en de Smeetoren en de Bijlhouwerstoren in het zuiden (rechts). Op de muur zijn vanwege de uitstekende windvang molens geplaatst. Achter de stadsmuur zien we een groot aantal kerktorens. Enkele staan er nog steeds: de Domtoren, de Buur-, de Geerte- en de Klaastoren. Andere zijn in 1674 omgewaaid, zoals de torens van de Sint-Janskerk en de Sint-Pieterskerk. De toren van de Jacobikerk verloor zijn spits; die werd er pas in 1953 weer opgezet. Enkele hier afgebeelde kerken, zoals de Mariakerk, overleefden wel de storm maar niet de latere sloopwoede.
Droochsloot heeft met het schilderij een panorama vastgelegd dat verloren leek te gaan. Het nieuwbouwproject ging niet door, maar de skyline zou enkele jaren later door de tornado hoe dan ook ingrijpend veranderen. Onbewust van deze dreiging heeft de schilder de eeuwenlang bestaande toestand voor het nageslacht vastgelegd.