De koppelaarster brengt mannen in contact met lichtekooien: vrouwen van lichte zeden. Als de mannen de verleiding van de door de meisjes aangeboden diensten niet kunnen weerstaan, maakt zij ze geld afhandig. Het grijze besje van Gerard van Honthorst heeft haar doel bereikt. Tevreden glimlachend wijst ze naar de jonge vrouw aan tafel die haar stralende blik heeft gericht op de man tegenover haar. Door haar kleurige kleding, haar decolleté en de veren in haar haar onderscheidt zij zich duidelijk van de gewone burger. De veren duiden op haar lichtzinnige karakter, terwijl de luit die zij bij de hals houdt in de zeventiende eeuw een duidelijk seksuele betekenis had. De jongeman biedt haar op zijn uitgestrekte hand een aantal muntstukken aan. Het kaarslicht doet de schaduwen van zijn hand en die van het meisje op de luit samenvloeien.
Taferelen van mannen die door vrouwen worden verleid zijn nauw verwant aan de uitbeelding van het Nieuwtestamentische thema van de verloren zoon (Lucas 15:13). Van alle gelijkenissen is dit het meest afgebeelde verhaalin de beeldende kunst van de zestiende en zeventiende eeuw. Het thema van de koppelaarster werd in de Utrechtse kunst geïntroduceerd door Dirck van Baburen. Hij schilderde in 1622 eenzelfde oude vrouw als Honthorst, die met een wijzend gebaar op haar handpalm betaling eist van een klant die zijn arm al om een luitspelende lichtekooi heeft geslagen.4
Het onderwerp leent zich uitstekend voor een scène bij kaarslicht en Honthorst gebruikte het dan ook om er een van zijn mooiste nachtstukken van te maken. Taferelen die zich 's nachts afspelen bij het licht van een enkele kaars of toorts waren de specialiteit van 'Gherardo delle Notte', zoals hij bewonderend in Rome werd genoemd. De dramatische, maar natuurlijke lichtval van Caravaggio (1573-1610) had hem geïnspireerd tot het schilderen van deze scènes bij kunstmatig licht. Niet alleen in Italië maar ook in het Noorden maakte hij naam met zijn nachtstukken.