In 1938 werden er twee belangrijke tentoonstellingen in het Centraal Museum gehouden. In april en mei waren werken van de Utrechtse schilder Paulus Moreelse te zien geweest ter gelegenheid van zijn 300e sterfdag. Zodra deze tentoonstelling ten einde was, werd begonnen met de voorbereidingen voor de herdenking van het 100-jarig bestaan van het museum. In de jaren 30 van de 19e eeuw was op initiatief van burgemeester Van Asch van Wijck een begin gemaakt met het verzamelen van schilderijen, tekeningen en ouwe spullen, die alle op de stad Utrecht betrekking hadden. De collectie kon voor het eerst op woensdag 5 september 1838 bezichtigd worden door het Utrechtse publiek. Van die datum dagtekent dus Museum van Oudheden, dat daarmee het eerste stedelijk museum van Nederland was. in 1921 werd de naam Centraal Museum geïntroduceerd.

In de zomer 1937 werd besloten om een jubileumtentoonstelling te organiseren. Die zou gewijd worden aan oude kunst uit particulier bezit in stad en provincie Utrecht. Ruim 90 verzamelaars, waaronder koningin Wilhelmina en ex-keizer Wilhelm II, stonden een grote hoeveelheid schilderijen, beeldhouwwerken, meubelen en voorwerpen van kunstnijverheid af, van de gotiek tot en met het late empire. Alleen al de collectie Delfs aardewerk telde ruim 100 objecten. Daarnaast zo'n 450 voorwerpen, van een paneel uit circa 1480 met Christus aan het kruis via twee schilderijen van Cornelis Troost uit het tweede kwart van de 18de eeuw tot aan een ovale blaker met domper uit 1803.

Afgaande op de omvang van de tentoonstelling hebben degenen die verantwoordelijk waren voor de inrichting ervan vermoedelijk een statement willen maken. 'Kijk eens wat particuliere verzamelaars zoal in huis hebben. Eigenlijk zou al dat moois veel vaker in een museum te zien moeten zijn.' Overigens zijn later enkele tentoongestelde schilderijen in de collectie van het Centraal Museum terechtgekomen.

De jubileumtentoonstelling trok 5.140 bezoekers, zo'n 23,5% van het totaal aantal bezoekers in 1938.