Goed geslaagde portretten zijn er veel geschilderd in de eerste helft van de negentiende eeuw, maar een informele plaatsing van de geportretteerden in de open lucht is zeldzaam. Metelerkamp is op weg naar de vijftig. Naast hem zit zijn een jaar jongere vrouw. Hun zoon Johannes staat tussen hen in met een rijzweepje in de hand. Zoals het zweepje wijst op de vrijetijdsbesteding van de jongen, verwijst het boek in de linker hand van Metelerkamp naar zijn geleerdheid. Zijn vrouw, die meer met huiselijke zaken bezig is, heeft naast zich op een klaptafeltje een mand met vers geplukte bloemen.
In de periode waarin het portret werd gemaakt was het combineren van allerlei stijlelementen uit het verleden erg populair. In het schilderij is dit in alles terug te vinden. De achtergevel van het huis is geheel classicistisch, terwijl de roedeverdeling van de ramen op de begane grond gotisch is. De grote vogelkooi die op de veranda staat heeft een rustieke voet en ziet eruit als een knoestige boomstam. Metelerkamp zit op een gietijzeren bankje dat is gemaakt naar een ontwerp van de beroemde architect Karl Friedrich Schinkel (1781-1841) uit circa 1825. De tuinbank en het eveneens van gietijzer vervaardigde bankje onder de voeten van mevrouw zijn classicistisch te noemen, terwijl haar rotan stoel is uitgevoerd in gotische stijl. Het schilderij zelf tenslotte, is gevat in een vergulde rococo lijst met bloemmotieven.