Van 27 september 2003 t/m 1 april 2004 was in het Centraal Museum de tentoonstelling NEO te zien. Neostijlen in de afgelopen 250 jaar werden op speelse, uitbundige en kritische wijze voor het voetlicht geplaatst.

Na de opgraving van Pompeiï en Herculaneum in de 18e eeuw is in alle aspecten van de cultuur, van beeldende kunst tot tafelcultuur en muziek, het hergebruik te zien van klassieke stijlelementen. In steeds snellere wisseling gebruiken kunstenaars, architecten en vormgevers stijlkenmerken uit de renaissance, de barok, de rococo en exotische culturen. De meest exclusieve kunstwerken uit het verleden vinden dankzij neostijlen hun weg naar het leven van de "gewone man". Het traject "van paleis tot huiskamer" werd in de tentoonstelling op verschillende manieren belicht.

Neo is overal
Neo is niet ver te zoeken. Sinds de aanzet in de 18de eeuw is neo tot in alle aspecten van het culturele leven doorgedrongen. Telkens opnieuw laten kunstenaars zich inspireren door bestaande stijlen uit het verleden, uit verre streken of de volkscultuur. Tot op de dag van vandaag. Denk bijvoorbeeld ook eens aan de voortdurende neostijlen in mode, popmuziek en interieurtrends. Denk aan revivals van de hippielook of de punk. Denk aan Madonna, een waar stijlicoon van neo. Als geen ander eigent zij zich stijlen en iconen uit het verleden in een snelle afwisseling toe.

NEO opent de ogen
In een sprankelend tentoonstellingsprogramma toonde het Centraal Museum het begrip "neo" in de breedste zin van het woord. Gastconservator Frans Haks (1939-2006), de toenmalige directeur van het Groninger Museum, liet zien dat neo niet alleen uit de "bekende" neostijlen zoals het neoclassicisme of de neogotiek bestaat. Ook de natuur kan als neo-onderwerp functioneren, net zoals het exotisme een neostijl kan zijn. NEO bevatte niet alleen neostijlen in de beeldende kunst of kunstnijverheid, maar ook in architectuur en film. In negen zalen kwamen aspecten van diverse neostijlen uitgebreid aan bod. Zo ontstaat een prachtig beeld van de meest uiteenlopende facetten van de neo-cultuur van 1750 tot heden.

Neo is een nieuw jasje
Neo is de imitatie van bestaande stijlen. Beroemde kunstwerken worden naar eigen hand gezet door te kopiëren, vergroten, verkleinen en perfectioneren. Josiah Wedgwood zag hierin een gat in de markt. In 1769 vroeg hij een patent aan op 'encaustic enameling', een methode waarmee hij roodfigurige Etruskische vazen perfect kon imiteren. Ook ontwikkelde hij 'biscuit' als een licht en goedkoop substituut voor marmer, en 'basalt ware' voor brons. Dit leidde tot een breed scala aan imitaties van kostbare originelen in goedkope eigentijdse materialen. En dat gebeurt tot op de dag van vandaag. Een goed voorbeeld daarvan is de Italiaan Alessandro Mendini die zich in 1978 voor een reeks stoelen liet inspireren door bestaande modellen van wereldberoemde ontwerpers zoals Gerrit Rietveld. Moderne klassiekers in een hedendaags jasje.

Griekse zuil als handvat
Neo geeft nieuwe functies aan bestaande ontwerpen. Zo kan het gebeuren dat een beeld van de Italiaanse kunstenaar Canova wordt getransformeerd tot bloemenkorf en een Griekse zuil het handvat van een mes gaat vormen. Een hoogtepunt van de tentoonstelling was de zaal waarin een groot aantal tafelstukken wordt gepresenteerd in verschillende neostijlen zoals klassiek en rococo. Getoond werd hoe neostijlen doordringen tot de vorstelijke eetcultuur in binnen- en buitenland.

'Neo' natuur
Neo bootst ook de natuur na. Sinds de 18e eeuw wordt door exacte imitatie van planten en dieren de natuur als het ware in huis gehaald. NEO toont de paradijselijke 'neo' natuur aan de hand van vruchten, planten en dieren in porselein, glas, ivoor, textiel en metaal. De natuur inspireert tot weelderige decoraties, zoals in de het glaswerk van Gallé en Lalique met uitbundige planten- en dierenmotieven. Dat de natuur ook moderne kunstenaars blijft boeien toont Andy Warhol, die in 1970 de serie zeefdrukken getiteld 'Flowers' vervaardigde. In andere gevallen is 'neo' natuur verre van decoratief bedoeld. Zo vervaardigden Leopold en Rudolf Blaschka in de 19de eeuw allerlei glasmodellen van kwallen. Zij werkten naar prenten, tekeningen en levende voorbeelden in aquaria. Deze imitaties van de natuur zijn zo nauwkeurig dat zij een wetenschappelijk en educatief doel kunnen dienen. Ze worden gebruikt voor het onderwijs en gepresenteerd in natuurhistorische musea, en waren tijdens de tentoonstelling NEO ook in het Centraal Museum te bestuderen.

NEO was mogelijk gemaakt door Douwe Egberts in het kader van zijn 250 jarig jubileum.

Documentatie

  • Digitale kunst : Peter Struycken over zijn computergeprogrammeerde kunstwerken in licht en kleur, intevieuw Stefan de Graaf, (Kunstlicht, 29, 4, 2008), 48 - 52, 34
  • Haks over Neo, Ineke Schwartz, (Metropolis M, 24, 4, 2003), 28 - 34
  • Kom binnen in de wereld van NEO!, [Wendelmoed van Beusekom], Centraal Museum (Utrecht, 2003), [...] p.

Collectie in deze tentoonstelling

Duurzame url

Als u naar dit object wilt verwijzen gebruik dan de duurzame URL: https://hdl.handle.net/21.12130/exhibit.0C62715E-6D3A-4B0D-A9A7-F4BB5B42C20F

Vragen?

Ziet u een fout? Of heeft u extra informatie over deze tentoonstelling? Laat het ons weten!