Op een overzichtstentoonstelling in maart en april 1941 waren de belangrijkste aanwinsten uit 1940 te zien. Een willekeurige greep: de sculptuur 'Tamara' van Gijs Jacobs van den Hof, het 'Meisje in het wit' van Coba Ritsema, een portret van Catharina van Bourbon door Crispijn van de Passe, drie schilderijen van Jan Sluijters, een marmeren portretbuste van Nicolaas Beets door Frans Stracké en een notenhouten kast met deurpanelen uit ca. 1720. Daarnaast Nederlandse kunstnijverheid uit het begin van de 20ste eeuw, onder meer van platteelbakkerij Zuid-Holland en van Jan Eisenloeffel.

Overigens was de collectie van het Centraal Museum in 1940 en 1941 tijdelijk verrijkt met een groot aantal koperen en tinnen voorwerpen. Aanleiding was de door de bezetter verplichte inlevering van metalen. Omdat de voorwerpen omschreven konden worden als voorwerpen van volkskunst of voorwerpen met een kunsthistorische waarde, waren ze van inlevering uitgesloten en konden ze door de eigenaren aan het museum worden geschonken. Er moest dan wel een tegenwaarde in koper beschikbaar gesteld worden. In 1942 kregen de Nederlandse musea de mogelijkheid om spullen uit de voorraad op te kopen. "Hiervan werd een zoo ruim gebruik gemaakt, dat alles kon worden verkocht," aldus het jaarverslag 1942.