De derde verkooptentoonstelling die in 1951 het Centraal Museum aandeed, omvatte het werk dat was voortgekomen uit reizen die enkele schilders in 1950 met schepen van de Koninklijke Marine hadden gemaakt. De Koninklijke Marine had hen daartoe in staat gesteld, in de verwachting dat zulks er toe zou leiden de belangstelling voor het zeeschilderen als genre te vergroten en de geestelijke band tussen de zee en ons volk te versterken.

De "Schilders ter zee" waren Cees Bolding (was adjunct-directeur aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Den Haag, won driemaal de Willink van Collenprijs), Flip Hamers (was in 1952 mede-oprichter van de Nederlandse vereniging van zeeschilders), Jan Meine Jansen (werkte indertijd in Doorn en Driebergen-Rijsenburg), A. van de Pol, Willem Kalshoven, Hendrik van Bottenburg, Jan Dijker (2e prijs schilderkunst Prix de Rome 1940) en Anton Mauve jr. (een zoon van Anton Mauve, won in 1924 een gouden medaille die ter beschikking was gesteld door koningin Wilhelmina).