In december 1968 en januari 1969 was de reizende tentoonstelling 'De Chinese porseleinkast' in het Centraal Museum te zien. Al eerder was de tentoonstelling in Amsterdam, Leeuwarden en Arnhem te zien geweest, na Utrecht zouden nog Rotterdam, Venlo, Groningen en Antwerpen aangedaan worden.

Te zien was porselein dat door onze voorouders in China was besteld. Tamelijk veel is hiervan bewaard gebleven, zowel in openbaar als in particulier bezit. Toch is dit, afgaande op de landingslijsten van de schepen, een fractie van wat door de V.O.C. in de 17de en de 18de eeuw naar ons land werd verscheept.

Te zien waren stukken die in opdracht van westerlingen naar Europese voorbeelden werden vervaardigd of beschilderd met door de opdrachtgever verstrekte westerse voorstellingen (Chine de Commande). Daarnaast was porselein met Chinese vormen en decoraties te zien, dat door de V.O.C. in grote hoeveelheden was gekocht en naar Europa verscheept, waar het gretig aftrek vond.

Al in de 17de eeuw werden collecties van het Chinees porselein gevormd. Een van de oudste is die van Philip Hainhofer (1578-1647), een koopman, bankier, diplomaat en kunstverzamelaar uit Augsburg. Deze collectie kwam later in Uppsala terecht. Veel later dan in het buitenland (pas in het begin van de 20ste eeuw) ontstonden in Nederland collecties Chinees porselein, waarvan de kernen werden gevormd door exportporselein uit oud familiebezit. Enkele verzamelingen zijn terecht gekomen in musea; andere museumcollecties kwamen tot stand door legaten en aankopen.

In het Centraal Museum was tegelijkertijd een bijzondere verzameling te zien, namelijk serviesstukken van de buren, de Fundatie van Renswoude aan de Agnietenstraat, alle daterend uit het midden van de 18de eeuw.