In 1971 werd in het Centraal Museum een tentoonstelling gehouden, waarop werk van Tsjechoslowaakse grafici te zien was. Het ging om een keuze van werken van 38 kunstenaars die geboren waren in de periode 1912-1943, en van wie de meesten in Praag woonden. In de werken kon men de verschillende kunststromingen van die tijd terugvinden. "Enkele kunstenaars leggen zich geen vast programma op; zij volgen eerder de weg van hun eigen kreatieve impulsen. Sommigen beschouwen blijkbaar de grafiek als kamerkunst; zij willen met de prenten niet shockeren, maar er veeleer een boodschap in leggen, die vaak gekompliceerd en moeilijk te ontcijferen is." Zo werd het werk van Jirí Andrle (1936) omschreven als "dragers van de psychische belevenissen en toestanden".
Hoewel hij met slechts drie prenten vertegenwoordigd was, wordt in de inleiding van de tentoonstellingscatalogus veel aandacht gewijd aan Vladimír Boudník (1924-1968) die zichzelf rekende tot het 'explosionalisme'.

Die inleiding was geschreven door Libuše Brožková-Doležalová, indertijd "konservatrice afd. tekeningen en grafiek". Ze was in 1968 uit Tsjechoslowakije naar Nederland gevlucht.

De tentoonstelling was een jaar eerder te zien geweest in het Museum of Oxford.

Over het explosionalisme, Boudník en de schrijver Bohumil Hrabal (1914-1997) schreef Mirjam van Hengel een artikel in Tirade (jaargang 43, december 1999, nummer 382), De typemachine te lijf.