werkplaats voor architektuur bertus mulder -4- Terwille van de hechting van de raaplaag op de kunststofmortel zal deze laatste worden bestreken met een kunststofdispersie (zie bijlage II). Het werk is aldus uitgevoerd. De uitvoering is in de verschillende stadia, tijdens het schoonmaken, het aanbrengen van de kunststofmortel en het afstucadoren, gekontroleerd door de heer Geerken van het S.O.V. Nadat het stucwerk voldoende was uitgewerkt zijn de wandvlakken opnieuw geschilderd. Het schilderwerk is uitgevoerd op advies en onder toezicht van Sikkens (Hr. van Zaane), in de maanden juli en augustus 1974. Het was de bedoeling met de laatste bewerking in ieder geval te wachten tot na afloop van de winter om de kleuren te kunnen observeren onder verschillende belichting en om te zien hoe het werk zich houdt onder invloed van verschillende weersomstandigheden. In het voorjaar van 19 75 werden hier en daar in het schilderwerk haarscheurtjes zichtbaar. Dit verschijnsel breidde zich gaandeweg uit. Nadat met de heer Geerken hierover enkele malen van gedachten was gewisseld, vond op 2 oktober 19 75 op het werk een bespreking plaats met de heren geerken en van Zaane, de aannemer, de stucadoor, de schilder en de architekt. De gebreken werden onderzocht en er werden afspraken gemaakt voor de noodzakelijke reparaties waarvan toen werd verwacht dat deze afdoend zouden zijn. Alle betrokkenen hebben aan de uitvoering met optimale inzet meegewerkt (zie voor het verslag van de bespreking bijlage III). Al spoedig hierna werd gekonstateerd dat alle moeite tevergeefs was geweest. De haarscheuren kwamen terug. Om tot een oplossing van het probleem te komen is toen aan het Instituut voor Bouwmaterialen en Construkties van het T.N.O. om raad gevraagd. Ir. Wesseling van de werkgroep Bouwkunde wist niet beter te doen dan ons aan te bevelen de heer Geerken van het S.O.V. in de arm te nemen, die voor buitenstucwerk ook het T.N.O. adviseert (zie bijlage IV). Na een hernieuwd onderzoek is toen met de heer Geerken afgesproken èt de problemen als onderzoeksobjekt door het S.O.V. behandeld zouden worden en verdere proeven op kosten van het S.O.V. met eigen stucadoors zouden worden uitgevoerd. Er is toen geprobeerd na het weghakken van gescheurde plekken te repareren met kalk-specie. Hiervan was de hechting beter maar er ontstonden krimp-scheuren. Daarna is nog een proef genomen met kunststofmortel. Van êén gevelvlak werd de toplaag en de raaplaag op kunststofreparaties geheel weggehakt waarna het hele vlak is afgewerkt met een enigszins elastische kunststofmortellaag. Nadat dit er aanvankelijk goed uitzag verschenen naderhand als voorheen haarscheuren. In deze periode zijn de problemen nog ter plaatse besproken met de heren Apell en Verlaan van respektievelijk de Rijksdiensten Gemeentelijke Dienst voor de Monumentenzorg, waarbij met betrekking tot de feitelijke oplossing geen voortgang werd gemaakt. Wel werd in principe de bereidheid uitgesproken wanneer een goede methode zou worden gevonden in de kosten d.m.v. subsidie
werkplaats voor architektuur bertus mulder -4- bij te dragen. Ook is nog geprobeerd het laboratorium van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in te schakelen, maar dat is op niets uitgelopen. Het was intussen 19 78 en het werd zo langzamerhand duidelijk dat er verder geleefd zou moeten worden met haarscheuren in de wandvlakken van het Rietveld Schröder Huis of dat het kwaad heel anders,bij de wortel, aangepakt zou moeten worden. Het eerste is natuurlijk zeer onbevredigend en slecht als ondergrond voor het schilderwerk en daarom werd in overleg met het bestuur van de Stichting Rietveld Schröder Huis voor het tweede gekozen. In de gerestaureerde wandvlakken waren 5 verschillende materialen aanwezig: het oude metselwerk, de kunststofmortel t.p.v. de scheuren in het metselwerk, het oude stucwerk op plaatsen waar dit in takt was, nieuw raapwerk op de plaatsen waar het metselwerk gerepareerd was en tenslotte de toplaag die over alles heen ging. Verder waren op verschillende plaatsen nog stalen lateien, balken of kolommen in het metselwerk ingewerkt. Dit alles in gladde muurvlakken zonder enige bescherming door overstekken o.d., altijd in volle omvang blootgesteld aan weer en wind, zon en vorst. In dit aan werking onderhevig geheel waren teveel raakvlakken aanwezig van verschillende materialen die aan elkaar moesten hechten. Door ervaring wijzer geworden ontstond het vermoeden dat de oplossing dichterbij gebracht zou worden wanneer het aantal materialen en hechtingsvlakken tot een minimum beperkt zou kunnen worden. In het najaar van 19 78 werd samen met de heer Geerken besloten t.p.v. de delen van de vlakken waar zich de problemen voordeden het stucwerk te verwijderen tot op het metselwerk en dan te proberen in êén bewerking een nieuwe laag op te zetten. Dit zou in oktober gebeuren door in restauratiewerk ervaren stucadoors, die van het restauratiewerk Kurhaus in Scheveningen zouden komen. Dit werk liep nog wat uit en toen durfden we in verband met mogelijke nachtvorst het niet meer aan om het stucwerk aan het Rietveld Schröder Huis nog aan te pakken. Dit werd uitgesteld tot het voorjaar, (zie bijlage V). Eind april 19 79 is er toen begonnen. Op dat moment was niet te voorzien hoe groot de omvang van het werk zou zijn. Er werd oorspronkelijk nog gedacht aan 3-5 dagen (zie bijlage VI). Toen een deel van de vlakken was schoongemaakt werden twee zaken vastgesteld: 1. De reparaties in het metselwerk hebben zich zeer goed gehouden. Het metselwerk is met de kunststofvulling en verankering weer één homogene ondergrond geworden en gebleven. De gebreken beperken zich dus tot het stucwerk (zie bijlage VII). 2. Het verder stucwerk dat tijdens de restauratie is blijven zitten moet ook verwijderd worden om ëën homogene stuclaag te verkrijgen en aansluitingsproblemen tussen oud en nieuw werk te vermijden. Keuze van het zekere voor het onzekere.
werkplaats voor architektuur bertus mulder -4- Deze tijdens het werk genomen beslissingen betekenden veel meer werk en hogere kosten, maar bleken op dat moment in verband met de toestand van hetgeen voor de dag kwam noodzakelijk (zie bijlage VIII). Dit gaf dan eindelijk ook het gevoel van zekerheid dat het goed zou komen. Zo zijn de problematische muurvlakken zorgvuldig met de hand schoongehakt, waarna één raaplaag van nauwkeurig vastgestelde samenstelling in relatie met de aanwezige baksteen werd opgezet. Na voldoend opstijven werd in dezelfde laag geschuurd. Na voldoend uitwerken heeft de schilder dan eindelijk het geheel kunnen afschilderen. Op dit moment in april 1980 is de stuclaag ca. 10 maanden oud. Bij kontrole is gebleken dat de laag zich goed houdt, overal hecht en niet scheurt, waarmee kan worden vastgesteld dat het werk is gelukt en waardevolle ervaring is opgedaan voor die gevallen waarbij in de toekomst buitenstucwerk moet worden gerestaureerd . De financiële afwikkeling van de laatste fase, de enige die in rekening is gebracht, verloopt anders dan gebruikelijk. Dit is het gevolg van het feit dat hier sprake is van een moeizaam en lang proces van vallen en opstaan waarbij nimmer kon worden voorzien wat de uiteindelijke konsekwenties zouden zijn en wanneer het geheel zou kunnen worden afgesloten. Vandaar dat pas, nu blijkt dat het werk gereed is, de kosten kunnen worden overzien. Die dan ook nu eerst aan de dienst Monumentenzorg met het verzoek tot subsidiering kunnen worden voorgelegd. De kosten van de laatste fase van het definitieve herstel bedragen: 1. Stucwerk volgens rekening stukadoors- bedrijf G.H. Geerken BV, Zutphen f. 14.212,80 2. Schilderwerk volgens rekening schildersbedrijf J.K. Hufener, Houten f. 5.055,30 3. Onderhoudstermijn schilderwerk f. 1.000,- f. 20.268,10 4. Honorarium architekt over bovenstaande bedragen volgens RR 19 71, 10,85 % van de bouwsom f. 2.199,09 ( aan de in dit verslag beschreven werkzaamheden zijn in totaal 225 uren van de architekt besteed). f. 22.467,19 b.t.w. 18% f. 4.044,09 totaal f. 26.511,28 pril 1980