De schilderijen en andere kunstvoorwerpen die gedurende de Tweede Wereldoorlog door de bezetter waren weggevoerd, werden vanaf oktober 1945 naar Nederland teruggebracht.

"Op drieërlei wijze heeft de vijand zich met ons nationaal bezit trachten te verrijken: door in beslagneming van Joodsche eigendommen of van hetgeen als vijandelijk vermogen werd beschouwd, door plundering en tenslotte door aankoop op veilingen, uit den kunsthandel of van particulieren. Deze laatste, hoewel 'aankopen', werden echter betaald met geld van den Nederlandschen Staat, op grond waarvan deze kunstschatten thans worden teruggevorderd. Zonder twijfel zullen geroofde kunstschatten aan de rechtmatige eigenaars worden teruggegeven; wat op de Nederlandsche kunstmarkt werd verkocht zal echter staatseigendom worden (...)." (jkvr. dr. C.H. de Jonge, directrice van het Centraal Museum, in het voorwoord bij de tentoonstellingcatalogus)

Onder de koppen "Expositie als Utrecht nimmer zag" en "Werk van zeldzame verscheidenheid" besteedde het Utrechts Nieuwsblad van 22 juni 1945 aandacht aan de tentoonstelling. Nadat de krant in de periode juni 1944 tot maart 1946 niet was uitgekomen, verscheen voor het eerst weer een recensie over een tentoonstelling in het Centraal Museum. "Wat daar aanwezig is heeft men nooit in eenig museum kunnen aanschouwen. (...) Een wandeling door de zalen biedt den toeschouwer een weelde van kleur in beelden van groote verfijning. Men waant zich verplaatst in een wereld, die door haar schoonheid in geen betrekking meer tot de wereld daarbuiten staat, waaruit sinds vroeger eeuwen zooveel schoonheid is gebannen. (...) Neen, ook voor de schoonste kunnen de kranten tegenwoordig niet meer die ruimte afstaan, die ze er zoo gaarne voor zouden willen geven. Wat hier ontbreekt vulle men zelf aan door een bezoek aan het Centraal Museum."

Te zien waren 116 schilderijen en tekeningen van onder meer Rembrandt (waaronder het zelfportret uit 1669 dat tegenwoordig in het Mauritshuis hangt), Rubens (Het bad van Diana, Boijmans van Beuningen), Anthonie van Dijck, Jacob Jordaens, Govert Flinck, Jan Steen, Nicolaes Maes, François Drouais, Nicolas Lancret en Antoine Watteau. Daarnaast beeldhouwwerk, majolica en edelsmeedkunst.

De verzekerde waarde was ruim 2,5 miljoen gulden, te vergelijken met ruim 12,3 miljoen euro in 2015. Uitschieters waren het zelfportret van Rembrandt en Het bad van Diana van Rubens.

De tentoonstelling trok meer dan 18.500 bezoekers. In het jaarverslag 1946 wordt er nog eens met nadruk op gewezen dat slechts een klein deel van de teruggebrachte kunstwerken tentoongesteld kon worden, eerst in het Mauritshuis, daarna in Utrecht, vervolgens nog in Eindhoven.

Documentatie

  • Herwonnen kunstbezit : keuze-tentoonstelling van uit Duitschland teruggevoerde Nederlandsche kunstschatten, [inl. C.H. de Jonge], Centraal Museum (Utrecht, 1946), 50 p., 17 p. pl.
  • Twee Utrechtsche Primitieven (Johannes van Huemen?), door R. van Luttervelt, (Oud Holland : nieuwe bijdragen voor de geschiedenis der Nederlandsche kunst, letterkunde, nijverheid, enz., 62, 1947), 107 - 122

Collectie in deze tentoonstelling

Duurzame url

Als u naar dit object wilt verwijzen gebruik dan de duurzame URL: https://hdl.handle.net/21.12130/exhibit.95E8E5F5-74D3-4DF6-B0AE-7B678FAB2151

Vragen?

Ziet u een fout? Of heeft u extra informatie over deze tentoonstelling? Laat het ons weten!